WÊÈÊÊÊKÊÊmÊÈÊÊiMMMÊÊÊM
H
Foto: Yvonne Witte
Tijdens trainingspartijtjes tussen Ajax 1 en
Ajax 2 speelde Van Haarlem vaak tegen
Piet Keizer. Van Haarlem: 'En dat ging best
wel. "Nou, Theo, goed gedaan," zei Keizer
dan. Ik speelde fair, hoewel er pittig werd
getraind. Alleen Co Prins, daar had ik het
niet zo op. Die ging wel eens te ver door;
spuugde zelfs zijn medespelers in het
gezicht. Prins was een geweldige voetballer,
maar ook een straatschoffie. Als mens lag
hij me niet zo. Ik was netjes, misschien wel
te netjes, alhoewel ik in het vuur van het
spel ook wel aardig kon schoffelen.
Pepi Gruber was in het seizoen 1961-1962
trainer van het eerste. Hij was een leuke
trainer, een beetje soft. We moesten zelfs
van hem naar de sauna. Bij Rowley ging
meteen de sauna dicht. Lópen moesten we
van hem. Het was geen trainer die je als
voetballer beter maakte. Na Rowley kwam
Keith Spurgeon. In dat seizoen scheurde ik
een spier. Ik kwam weliswaar weer terug,
maar niet meer op het gewenste niveau.
Mijn contract werd niet meer verlengd.
Het was ook moeilijk om in het eerste te
komen. Bennie Muller en Werner
Schaaphok speelden er op mijn positie,
7-7-1963: IFK Norrköping - Ajax 1-4
(1-0)
Scoreverloop: 38. Ohlsson 1-0,
60. Petersen 1-1, 86. Cees Groot 1-2,
87. Henk Groot 1-3, 88. Cees Groot 1-4
Scheidsrechter: Boström
Toeschouwers: 3.440
Norrköping: Nyholm, Lönn, Rosander,
Ohlsson, Johansson, Nordquist,
Lagerlund, Harry Bild, Ove Kindvall,
Martinsson, Bergstand
Ajax: Bertus Hoogerman, Henk Tijm,
Kees Smit, Theo van Haarlem, Ton
Pronk, Ad Visser, Sjaak Swart, Karei
Vesters, Cees Groot, Henk Groot, Peet
Petersen
Bron: Evert Vermeer
kanthalf. Er heerste een duidelijke
rangorde. Als speler van het tweede moest
je toch wel ontzag voor de grote jongens
hebben. En dat had ik ook. Ik heb
bewondering voor mensen die zo lang op
zo'n hoog niveau kunnen spelen, met al die
trainingsintensiteit en druk.'
Van Haarlem vertrok naar eerste-
divisieclub Blauw Wit. Van Haarlem: 'Maar
ik was geen Blauw-Witter. Het was een
echte volksclub en ik kwam van Ajax. Ze
hadden me er graag bij, hoor, maar ik dacht
na twee jaar wat gescharreld te hebben in
het eerste en het tweede: laat ik toch weer
lekker in een lager Ajax-elftal gaan
voetballen, met mijn vrienden, Leo van
Wijk, Cas Harms. En dat heb ik nog zo'n
tien jaar gedaan. Met de komst van Ivic
kwam daar een eind aan. Hij vond dat een
profclub als Ajax geen zesde elftal, een puur
gezelligheidsteam, behoorde te hebben.'
Voetbaldier
Achteraf gezien zit Van Haarlem één ding
dwars: zijn vrijwillige vertrek uit de Meer
op zijn zestiende. 'Ik ben er nu wel
overheen, maar die spijt blijft. Juist die
periode is belangrijk voor je ontwikkeling.
Nu miste ik net de Al. Ik speelde in de
jeugd samen met latere eerste-elftalspelers
als Tonnie Pronk en Peet Petersen. Hoe zou
het mij zijn afgelopen als ik toen bij Ajax
was gebleven? We zullen het nooit weten.
Ik miste de enorme ambitie en er was
niemand die tegen me zei dat ik moest
doorzetten. Mijn vader, die politieagent
was, vond het belangrijker dat ik een goede
autoverkoper werd. Ik kom uit een streng,
burgerlijk gezin.
Wat Ajax 1 betreft ben ik dus een
eendagsvlieg, maar op voetbalgebied zeer
zeker niet. Ik ben nu 58 en voetbal nog
steeds, met mijn zoon in Hollandia 7, in
mijn woonplaats Hoorn. Ik ben altijd een
voetbaldier en in mijn hart Ajacied
gebleven. En weet je: ik zit al veertig jaar in
de autoverkoop en maak nog af en toe mee
dat de naam Theo van Haarlem iemand
nog iets zegt. En ik pronk er ook weieens
mee. Als een klant een voetballiefhebber
blijkt te zijn, zeg ik: "Ik heb ook
gevoetbald." En dan komt natuurlijk mijn
Ajax-periode ter sprake en die ene
wedstrijd. Het is toch frappant dat je daar je
hele leven trots op bent.'
210
AJAX MAGAZINE NOVEMBER 1999