VvdR: 'Leo Canjels van NAC was mijn
held. Canjels: goede naam ook, zeker voor
een aanvaller. Toen Canjels later bij NAC
trainer werd, had hij ook een café. Canjels
vond het best als de spelers gingen drinken,
als ze het maar bij hem deden. Voor Addy
Brouwers heb ik altijd een speciale plaats
bewaard. We voetbalden samen op het
schoolplein bij ons in de buurt. Brouwers
speelde bij De Baronie, de
onderwijzersclub. Later ook nog bij NAC
en Feyenoord. Zelf mocht ik niet lid
worden van een club. Voetbal was een
ordinaire sport, een sport voor jongens van
de Lange Gampel. Ik had hersens, zeiden
mijn ouders, en moest op hockey. Een
sport voor dokterszoontjes, vond ik. Als
compromis ben ik gaan volleyballen.'
FRAGMENT 4
Wie is die meneer Van de Reijt wel, dat
hij denkt zo tekeer te kunnen gaan?
Welnu, ik ben een van de talentvolste
spitsen die er op de Nederlandse
zaterdagvelden rondlopen. Er zijn
3 redenen waarom ik geen nationale
populariteit geniet. Eerstens: mijn
christelijke overtuiging (godverdomme),
tweedens mijn grote bek en derdens weer
mijn grote bek, - en op die laatste ziet
menigeen mij graag vallen.
Vic van de Reijt, Voetbal, Drank en
Vrouwen, C.J. Aarts, Amsterdam 1978
RD: 'Een strikvraag? Ik pas.'
VvdR: 'Toe Ronald, een boek waarin ik
voorkom. Wie kan het anders hebben
geschreven dan ikzelf? Het is een parodie
geweest op rubrieken die in de jaren
zeventig erg populair waren in diverse
tijdschriften: "Wim van Hanegem
meent....", "Johan Cruijff meent....". Iedere
speler had wel ergens zo'n column.
Allemaal mensen die heel goed konden
voetballen, maar erg weinig mening
hadden. Bij mij lag het precies andersom.
Het clubblad van WVHEDW, de
vereniging waar ik in mijn studententijd
speelde, leek mij een mooi medium om
een satirische column te plaatsen. Van het
moment dat ik ermee begon, speelden de
mysterieuze krachten in de sport. Ik
scoorde nooit, maar in de tijd dat ik de
eerste columns schreef maakte ik drie
wedstrijden achtereen drie doelpunten. De
zaterdagafdeling van WVHEDW bestond
vooral uit studentenelftallen, op zondag
voetbalden hoofdzakelijk mannen met
grote handen en grote voeten. Met name
bij die zondagafdeling begrepen ze erg
weinig van mijn stukjes. "Laat die Van de
Reijt maar eens op de training komen, dan
merkt-ie wel wat we ervan vinden." De
rubriek werd gaandeweg steeds meer
omstreden, omdat ik nogal eens
adverteerders en bestuursleden beledigde.
Toen ik een keer de oud-voorzitter op de
korrel nam, heeft de redactie die column
niet geplaatst. Ik ben toen maar gestopt
met de rubriek. Vorig jaar hebben we op
een jubileumfeest, twintig jaar later, vrede
gesloten.'
FRAGMENT 5
Weg met Ajax! Weg met Feyenoord!
Dood aan de arbeiders! Ik vind het
jammer dat bij een voetbalwedstrijd niet
beide kunnen verliezen en dat er zo
zelden doden vallen.
Gerard Reve, De taal der liefde,
Athenaeum - Polak Van Gennep,
Amsterdam 1972
RD: 'Gerard Reve!'
VvdR: 'Nou, nou, een hele prestatie om dat
te herkennen. In plaats van "Dood aan de
arbeiders" had er ook kunnen staan "Dood
aan Ho Chi Min" of "Dood aan de
Vietcong". Als ik het moet dateren zeg ik
1971 of 1972. De taal der liefde misschien?
Kijk Ronald, dat is pas scoren. Het was in
AJAX MAGAZINE SEPTEMBER 1999
119