Kunstacademie van Enschede lag de wereld
in de grote stad aan zijn voeten. En de
verovering ervan leek nabij met de
opdracht die hij kreeg bij Toneelgroep
Studio. Voor hun voorstelling Hoera
Amerika! werd Jolink gevraagd toneel,
affiche, zaal en kostuums te ontwerpen.
Total art, enviromental art - of wat voor
mooie term ze daar ook voor hadden.' Het
werd een teleurstelling. 'Er moest
voortdurend vergaderd worden. Tijdens
een van de eerste bijeenkomsten ging het al
mis. "Nou, Ben, zeg het eens, wat vind jij
ervan?" De blikken waren verwachtingsvol
op mij gericht. Maar de koppen van die lui
betrokken totaal toen ik mijn mond
opendeed en daar dat gruwelijke, niet te
verbergen accent uit rolde. Je zag ze
denken: "O God, het is een boer".'
De boer in Amsterdam hield ook nog eens
van voetbal en bier, wat hem in de
toenmalige kunstenaarsscene driedubbel
gehandicapt maakte. 'Er werd nogal wat
geblowd. Vond ik best, ik pafte lekker mee.
Maar na verloop van tijd riep ik in zo'n
gezelschap: "zo, en nu zou ik wel een pilsje
lusten". Dat kon dus helemaal niet. Thee
moest je drinken. Kruidenthee, Ginseng.
En dan maar fluisteren met elkaar, hè.
Moet je net mij erbij hebben, met m'n
keiharde, bulderende stem. Wie dan ook
nog de tv aanzet om naar Ajax te kijken,
kan het helemaal vergeten. Ik was niet
drie-, maar vijfvoudig gehandicapt. Ik was
een boer die van voetbal en bier hield, niet
kon fluisteren en kruidenthee
verafschuwde.'
Geen leuke ervaring, zegt Jolink. Wat hem
stak was dat hij het gevoel kreeg 'dom' te
worden gevonden alleen omdat hij met een
accent sprak. 'Helemaal irritant was dat het
gebeurde door een stelletje klootzakken
van wie ik zeker wist dat ze een stuk
dommer waren dan ik. Die minachting
voor het platteland heb ik lang
geassocieerd met Amsterdam. Alleen
omdat ik een accent had, was het niet
interessant wat ik zei.'
Superboeren
Wrokkig keerde Jolink terug naar zijn
geboortestreek. Zonder effect bleef het
avontuur in Amsterdam niet. Vanuit
Hummelo droeg hij vanaf de vroege jaren
zeventig bij aan een toenemend
zelfbewustzijn van de plattelandsjongeren.
Met nummers als 'Ik bun moar een
eenvoudige boerin lui en 'De boer is troef
stak Jolink boeren en plattelanders een hart
onder de riem. 'Amsterdammers zijn
supersnel, vlotgebekt, ad rem.
Plattelanders zijn terughoudender en
trager. Uit onze eerste nummers sprak heel
sterk de gedachte dat plattelanders daarom
niet minder zijn. Het sprak enorm aan
waarover we zongen; mensen waren soms
AJAX MAGAZINE JUNI 1999
tot tranen toe bewogen. Boeren in
Nederland hebben het niet gemakkelijk. Ze
staan alleen, vinden ze. Ze zijn blij en
dankbaar dat wij het voor ze opnemen.'
Intussen voelt de plattelander zich bijna
superieur; hij gaat er prat op superboer te
zijn. Zou tijd worden ook, zegt Jolink. 'Op
een camping kom je nu altijd wel een
clubje plattelanders tegen die luid joelen
dat ze boeren of superboeren zijn.
Supporters van De Graafschap werden
door de Ajax-hang altijd voor "boeren"
uitgemaakt. "Prima", zeiden die jongens,
"we zijn boeren en daar zijn we trots op".
Ze hebben er een schep bovenop gedaan:
superboeren.'
Zoals plattelanders hun geuzennaam
vonden, zo hebben hoofdstedelingen er
ook één? Jolink aarzelt. Tussen 'joden' of
'superboeren' zit wel enig verschil. 'Boeren'
klinkt gemoedelijk, onschuldig. Het woord
'joden', zegt hij, is 'zwaarder belast'; er zit
venijn en cynisme in. Moet kunnen, zegt
Jolink, maar hij weet dat hij zich begeeft in
een glibberige grensgebied. Je moet veel, zo
niet alles kunnen zeggen, schrijven of
zingen, zegt Jolink. 'Ik ben principieel
tegen iedere vorm van censuur.' Maar
ieder bezoek aan een voetbalstadion zet
zijn principes de laatste tijd meer en meer
onder druk. Als De Graafschap tegen
Feyenoord speelt, zingt hij vrolijk mee dat
ze bij Feyenoord de meest verschrikkelijke
ziektes mogen krijgen. 'Ik meen daar niets
van. Maar als supporters massaal sis
geluiden maken of zingen dat alle joden
aan het gas moeten, slaat de angst me om
het hart. Engerikken zijn het, klootzakken.
In het beste geval meent misschien een
handvol van die jongens er echt iets van,
toch neig ik er toe om zulk gedrag te
verbieden. Racisme gaat er bij mij niet in.'
Alfabet
Jolink is spil en spelbepaler, trainer en
technisch-directeur. Tegelijk ook
woordvoerder en voorlichter. Niet de
leukste kant van het werk. 'Ik word overal
herkend, aangesproken. Ik heb daar last
van, echt last. De andere jongens treden
minder naar buiten en dat vinden ze best.
"Laat Jolink maar lullen, dat vindt-ie nog
leuk ook".'
Was er ooit een tijd dat het journaille zijn
neus ophaalde voor dat 'zootje
229