Jlk had een leermeester nodig,
geen schoolmeester'
Vier Europa-Cupfinales, het ene landskampioenschap na het andere en het
mooiste voetbal ter wereld. Tussen 1969 en 1973 huisde het walhalla van het
voetbal in de Meer. Alles leek er mooi en prachtig. Niet voor George van Bockel.
De Amsterdammer debuteerde in mei 1970 in Ajax 1. 'Een technisch zeer knappe
speler met een hoop mogelijkheden/ schreef Frits Barend in het jaarboek. Toch
redde Van Bockel het niet bij Ajax. Dat wijt de eendagsvlieg niet alleen aan de
overvloed aan talent waarmee hij moest concurreren. 'Ik was te zeer een
gevoelsmens.'
Van Bockel verhuisde op zijn vijftiende van
D^VG naar Ajax. Hij doorliep er de
jeugdel ft allen en kreeg in 1969 een
door Marcelle van Hoof
al de ballen aan Haan die ze er vervolgens
inknalde. En dan liep hij toch te pochen...
Ik hield daar niet van. En anderen ook
niet.'
Van Bockel was een geboren aanvaller,
maar Han Grijzenhout, trainer van de
jeugd en later het B-team, had hem
omgeturnd tot rechtsback. Van Bockel: 'Ik
denk dat eigenbelang de voornaamste
reden was waarom Grijzenhout mij op een
andere plek zette. Als ik het namelijk op
die plaats gered had, had Grijzenhout
kunnen zeggen dat het zijn verdienste was
geweest. Ik geloofde niet in omturnen.
Iedereen moet spelen op de plaats waar hij
hoort. Van de duizend spelers zijn er
misschien vijftien die het op een vreemde
positie goed doen. Zo'n Van Gaal die het
heeft over multifunctionele spelers... Ik
vind dat allemaal onzin. Ze hadden mij
gewoon rechtsbuiten moeten laten staan.
Waarom ik het dan toeliet dat ik werd
"omgeschoold"? Ik was jong en back
spelen ging me ook gemakkelijk af. Ik was
snel.'
Dat was de jonge journalist Frits Barend
ook opgevallen. In zijn in 1970 verschenen
jaarboek 'Topclub Ajax 1' wijdt Barend een
A-contract. Aan het einde van zijn eerste
seizoen, op zondag 24 mei 1970, maakte
Vin Bockel zijn debuut tijdens ADO -
Ajax. Het was de laatste wedstrijd van het
seizoen. Een week eerder was Ajax
voorbeeld: 'Zaten we in de kleedkamer.
Een aantal spelers was aan het mopperen
op Michels. Maar op het moment dat hij
binnenkwam, hielden ze hun mond. Ze
hadden weinig karakter. Iedereen heeft het
altijd over collectief. Maar hoe meer er
geluld wordt over collectief, des te
egoïstischer de meeste voetballers worden.
Want als er niet aan het collectief voldaan
wordt, gaan de meesten juist schelden. Uit
teleurstelling spelen ego's dan op.'
kampioen geworden, maar van een echte
feeststemming was binnen de groep geen
sprake. Michels had Hulshoff, Mühren en
Bals in de kampioenswedstrijd buiten het
elftal gehouden; uit protest waren Hulshoff
en Mühren niet op de kampioensreceptie
verschenen. Van Bockel: 'Voor een jonge
speler als ik was dat niet leuk. Juist als je
jong bent, heb je steun nodig. En met alle
respect, maar slechts drie spelers hadden
op sociaal gebied oog voor iemand anders:
Vasovic, Cruijff en Neeskens. Neeskens
was net als ik nog jong. We waren maatjes,
gingen samen biljarten. De rest was alleen
maar met zichzelf bezig, om het plekje
Omgeturnd
Van Bockel kwam in Den Haag na de rust
in het veld voor Sjaak Swart. 'Ik speelde
tegen Dick Advocaat. Ik stond
rechtsbuiten, maar moest me veel laten
terugzakken. Het ging redelijk, zonder
pieken of dalen. Arie Haan deed mee; hij
zat er ook pas bij. Hij scoorde de
gelijkmaker, 1-1. In het B-elftal gaven wij
binnen het elftal te houden of
bemachtigen. En dan ben je kritisch naar
andere spelers toe. Er was weinig warmte
en collegialiteit.'
Van Bockel illustreert dit met een ander
AJAX MAGAZINE MEI 1999