cabaretier moet op tenen staan, mensen moeten af en toe "au" zeggen. Maar er zijn grenzen.' Wie bepaalt wat die grenzen zijn? 'Grenzen zitten in je hoofd. Dat is niet uit te leggen. Iedere cabaretier heeft zijn grens. Een subjectieve grens. Je vrolijk maken over de dikte van Erica Terpstra kan niet. Niet meer, althans; er was een moment dat het wél kon, de eerste keer. Lollig doen op tv of in het theater over mensen die een bezoek hebben gebracht aan een Flora in West-Friesland kan nü niet. Over een half jaar ligt dat wellicht anders. Indertijd ben ik verschrikkelijk de mist ingegaan met grappen over prins Claus. Ik ben daar te gemakkelijk in meegegaan. Het is scoren op de ziekte van iemand. Heel zwak. Maar als Jomanda morgen doodgaat, zal ik niet nalaten er een grap over te maken. Daar vraagt iemand om die anderen geld uit hun zak klopt door valse beloftes te doen dat dood en ziekte wegblijven. Een grap is altijd een reactie op iets. Ik hou me het recht voor iets te zeggen over de paus of prinses Irene. En het is onzin te zeggen dat ze zich daar niet tegen kunnen verweren. Zij begonnen toch? De paus zegt toch dat je geen condooms mag gebruiken, prinses Irene bazuint toch rond dat ze met dolfijnen en bomen praat?' Studiefinanciering Sinds de opening van de ArenA heeft Spijkerman (50) een seizoenkaart voor Ajax. Twee eigenlijk. De andere is voor zijn vrouw, straks voor zijn zoon Joska, nog geen jaar oud. Straks, als hij groot is, mag hij met vader mee aan de hand. 'Ik kan niet wachten op dat glorieuze moment. Met z'n tweeën naar het voetbal.' Zoonlief heeft geen keuze: de liefde voor Ajax werd hem al voor de geboorte ingepeperd. 'Negen maanden lang heb ik via de navel van moeder de opstelling van Ajax naar binnen geroepen. Een uur na zijn geboorte had hij een Ajax-petje op. Ik heb aandelen Ajax gekocht om daarmee zijn studie te financieren, 't Lijkt erop dat het een heel korte studie gaat worden...' Voorlopig zit Spijkerman nog met zijn vrouw of een vriend in het stadion. Lekker kankeren op wat er op het veld gebeurt, maar hoofdzakelijk: genieten. 'Ik geniet van dat stadion. En van het spelletje - om het spelletje is het me te doen.' Hij weet wat er achter zijn rug gebeurt, in de skyboxen vlak boven hem. Hij wil het niet te zien. 'Ik negeer het. Ik kom voor Ajax. Het enige voordeel is dat ik zo dichtbij zit, dat ik wel eens een echt pilsje krijg aangereikt.' De verzakelijking van het voetbal heeft zijn liefde voor het spel niet aangetast. Het spelletje is nog net zo leuk als twintig, dertig jaar terug toen hij kind aan huis was bij Telstar. Helden waren het voor hem, de spelers van Telstar. Tastbare helden. Helden die hij op zondag aanmoedigde en door de week tegenkwam op de werkvloer van de augurkenfabriek, waar Spijkerman als student wat bijverdiende. 'Heinz Stuy, die later naar Ajax ging, werkte er ook. Tijdens de schaft ging Heinz op tafel staan om de augurken op te vangen die wij naar hem opgooiden.' Helden ook die hij in huis nam, als ze om woonruimte verlegen zaten. 'Na afloop van een wedstrijd raakte ik eens aan de praat met Colin Ayre, een linksback uit Engeland die toen bij Telstar speelde. Hij woonde bij een gastgezin en had het niet naar z'n zin. Ik had een ruime flat in Heemskerk en Colin heeft maanden bij mij een kamer gehuurd.' Maar helden waren het, de spelers van Telstar. Telstar was dan wel geen Ajax, Feyenoord of PSV, maar Telstar spéélde er wel tegen. Nu nóg ziet hij voetballers als helden. En dat moeten ze blijven ook. Betekent dat je ze niet te vaak moet zien; helden moeten niet te dichtbij komen. De magie van de held blijft overeind, als de held op afstand staat. Niet alle illusies hoeven doorbroken te worden. Theaterartiesten, zegt Spijkerman, moeten zich na afloop van hun voorstelling ook niet onder het publiek begeven. Spijkerman komt wel eens op plaatsen waar voetballers ook komen. Of ze komen bij hem in zijn programma. Zoals Johan Cruijff eens. 'Cruijff: de allergrootste! Laatst stond ik naast hem bij de groenteboer. Cruijff keek mij aan en knikte me toe. Ik stond met m'n bek vol tanden. Wat moet je zeggen? "Hallo Johan": dat kan niet. "Dag meneer Cruijff', klinkt ook niet. Het bleef bij iets vaags als "dag". Toen hij de winkel uitliep had ik het gevoel van: lekker, ik heb net naast de Grote Meester gestaan. Ik maak programma's waarnaar miljoenen mensen kijken. Dus ook voetballers. Maar als ik van Danny Blind of Frank de Boer hoor dat ze inderdaad naar een aflevering hebben gekeken, ben ik apetrots.' Helden worden schaars. Het Ajax van nu heeft er nog maar een paar. Litmanen, Blind, Dani, Van der Sar. De bulk buitenlanders die de afgelopen twee jaar is aangekocht maakt het Spijkerman moeilijk zich te identificeren. Arveladze, Tobiasen, Kinkladze, Rudy, Wamberto: het zijn geen Ajax-helden. Nog niet, althans. Ze moeten eerst maar eens een paar jaar dat roodwitte shirt dragen. 'Als ik Spanjaard was en supporter van Barcelona, zou ik ook niets hebben met het elftal dat daar nu op het veld staat. Acht Nederlanders, toe even. Draai het eens om: acht Spanjaarden bij Ajax. Louis van Gaal heeft een plan in zijn hoofd en dat gaat hij nog uitvoeren ook. Straks komt Clarence Seedorf er nog bij en over een jaar zegt Van Gaal: "Laat mij dat EK maar doen, want ik ken het grootste deel van het Nederlands elftal als mijn broekzak.'" Mediatrainers En nu hij het toch over Van Gaal heeft, waarom valt diens naam nooit als het gaat over Ajax dat Ajax niet meer is? 'Tijdens het laatste jaar onder Van Gaal hebben allerlei zaken kunnen woekeren. Al dat AJAX MAGAZINE MEI 1999

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 231