1
<30000
'Heb je iets te roken bij je?'
Ruw onderbrak hij het verhaal dat Joost
hem aan het vertellen was. Het was
vrijdagmiddag. Joost en hij liepen door de
verlaten gangen van de kostschool.
'O, eh, ja, natuurlijk.' Joost gaf hem zijn
shag en pakte de draad weer op. 'Dus ik zei
tegen mijn vader, ik wil veel liever reisgeld.
Voor de trein, zei ik. En dan ga ik
natuurlijk liften. Of met de bus. Scheelt zo
een gulden of vijf zakgeld. Per week!'
Joost vertelde het hem bijna iedere
vrijdagmiddag. Met altijd dezelfde
verwachtingsvolle blik. Wat verwachtte hij
in godsnaam? Applaus?
Hij mompelde iets als 'Ja, ja, 't is me wat,'
en draaide een shaggie.
Ze gingen de recreatiezaal binnen. Hij gaf
Joost zijn shag terug en vroeg om een
vuurtje. Joost had de aansteker al in zijn
hand, klikte hem open, sloeg langs zijn
been het vuur erin en offreerde het
vlammetje in een vloeiende beweging.
Hij wilde dat hij het ook zo kon. Hij had er
zelfs een tijdje op geoefend. Hij had een
keer, in een poging indruk te maken op
Petra, haar aansteker op die manier
gesloopt. Hij schaamde zich er nog voor.
Toch vond hij dat, als Joost het deed, het er
eerder lomp dan stoer uitzag. Het stond bij
Joost gewoon niet. Je moest zoiets doen
omdat je het kon, niet omdat je stoer
gevonden wilde worden.
'Wat ga jij dit weekend doen?'
Joost wilde altijd weten wat hij ging doen.
Waarom eigenlijk?
'Ik weet het nog niet precies.' Hij zei het zo
achteloos mogelijk. Ging hem niets aan.
'Naar Ajapt of zo, misschien wel naar een
concert, ik weet het nog niet. In ieder geval
naar Amsterdam. In Paradiso speelt The
Jam, onwijs goed!'
'The Jam?'
'Een van de beste punkbands van dit
moment,' verduidelijkte hij.
Joost keek hem bewonderend aan. Joost
VÖEr&ALVER/MAi.
door Rick de Leeuw
foto's Yvonne Witte
logeerde in de weekends bij zijn ouders. In
een dorp, maar een paar kilometer bij zijn
oom en tante vandaan. En er viel daar
bitter weinig te beleven. Eens per jaar de
kermis in het dorp, een paar keer per jaar
kermis in een van de dorpen verderop. De
rest van het jaar was klaverjassen in de
kantine van de voetbalclub het enige
vertier. Klaverjassen konden ze daar als de
besten.
Hij was een keer bij Joost thuis geweest.
Zomaar op een zondag was hij erheen
gegaan. Waarom? Alles beter dan bij zijn
oom en tante. Hij zou het niet snel een
tweede keer doen.
Ze hadden de hele dag in de voetbalkantine
gezeten. De velden waren afgekeurd maar
niemand van Joosts team leek het erg te
vinden. Het leek wel of ze het niet eens
doorhadden.
'We kunnen toch wel ergens anders naar
toe,' had hij na het zoveelste spelletje
klaverjas geopperd. Niet begrijpend
hadden ze hem aangestaard. Toen waren ze
in lachen uitgebarsten.
Ook Joost. Joost had op zo'n domme
manier mee staan hinniken. Zoals Dijksma
altijd deed als Zwaag iets onuitstaanbaars
zei. Hij voelde zich op de verkeerde plaats,
op de verkeerde tijd.
'Is hij altijd zo dom?' had hij zich
afgevraagd, en de rest van de dag had een
ontluisterend antwoord opgeleverd. Joost
bleek iemand die hij buiten de muren van
het internaat maar
nauwelijks herkende.
's Avonds waren ze samen terug naar
kostschool gereisd. De gehele busreis zweeg
hij. Joost niet. Joost vertelde honderd uit.
Over hoe rot hij het vond om elke zondag
terug naar het internaat te moeten. 'Dan
zit ik in de bus, zoals nu, en denk ik aan
mijn vrienden. Die zitten lekker Studio
Sport te kijken, gezellig met hun ouders
samen. Waarom is zo'n leven toch niet
voor mij weggelegd?'
Joost had hem aangekeken alsof ze elkaar
begrepen.
'Of voor jou?
Sindsdien beschouwde Joost hem als een
van zijn beste vrienden op kostschool. Hij
huiverde.
'Heb je tante Lenie verteld dat je dit
weekend hier in Amsterdam bent?'
Zijn zuster was in de keuken bezig met het
avondeten. Hij zat bij de kachel de krant te
lezen.
'Bel haar anders even, ze maakt zich vast
ongerust.'
'Ja, ik bel straks,' riep hij terug. 'Na het
eten bel ik ze.'
Die maken zich vast ongerust, stel je voor
210
AJAX MAGAZINE MEI 1999