'Ik had me meer moeten laten gelden' Frank Rijkaard, John van 't Schip, Gerald Vanenburg, Marco van Basten, Sonny Silooy. De lijst van jeugdige Ajacieden die begin jaren tachtig doorbraken is even indrukwekkend als lang. Wat later tot de beste voetballers van de wereld ging behoren, kwam stuk voor stuk van Voorland vandaan. Ook voor René Panhuis leek een gouden toekomst als voetballer toe te lachen. Hij doorliep vanaf zijn elfde de jeugdopleiding van Ajax. Op zijn negentiende debuteerde hij in een bekerwedstrijd bij HOV in het eerste. Het bleef echter bij een eenmalig optreden. 'Op de beslissende momenten was ik er gewoon niet.' jjtné is een geboren Bmstfgflpmmer, maar hij ontbeert de zo vaak bij dat volk aanwezige bluf. Hij kwam jjiin oKkt toevallig bij Ajax terecht. 'Ik lias niet gèscout of zo. De vader van Peter van der Hengst, een jeugdspeler bij Ajax en ■n vriendje van me, had voor me geregeld aat ik er een proefwedstrijdje mocht spelen. Na die wedstrijd mocht ik terugkomen. Ik geloof dat ik in totaal drie wedstrijden heb gespeeld voordat ik definitief mocht blijven. Het was toen nog niet zo dat Ajax talentendagen hield, waar je via advertenties op attent gemaakt wordt en iedereen zich voor kan aanmelden. Ik kwam er dus via via terecht. Dat was in 1975, al weet ik dat niet meer zeker. Ik begon in de A-pupillen, dat heette toen nog zo. Tegenwoordig noemen ze dat de D-pupillen.' De herinneringen aan de periode in de jeugdafdeling zijn nog vers. Panhuis: 'Ik weet er nog heel veel van. Die periode heeft grote indruk op me gamaakt. Wat wil je ook: op jonge leeftijd ging je al toernooien spelen in Frankrijk. Dat is fantastisch als je dertien jaar bent.' Panhuis bleef er echter bescheiden onder. 'Andere jongens hadden dat minder, die voelden zich een bink EENPAflSVUEflEN door Marcelle van Hoof omdat ze bij Ajax speelden. Ik had echter nooit het gevoel dat ik een of andere popie- jopie was. Je kan wel hautain gaan doen, maar uiteindelijk word je toch beoordeeld op voetbalkwaliteiten. De maatschappij was toen anders. Tegenwoordig moet je je in alle opzichten meer laten gelden.' Zeker in het begin van zijn Ajax-periode was Panhuis zich nog niet zo bewust van zijn mogelijkheden. 'Pas later kwam dat besef, als je dichter naar het eerste toegroeit. Ik was bij Ajax een verdedigende middenvelder, soms speelde ik rechtsback of laatste man. Ik kon goed meekomen, maar het was niet zo dat ik een uitblinker was. Aan jongens als John van 't Schip of Marco van Basten zag je meteen dat ze beter waren. Van Basten wist dat hij de beste was en zo gedroeg hij zich ook. Hij had een andere mentaliteit. Van Basten was meedogenloos, hij wilde per se de top bereiken. Ik had dat minder. Echte talenten debuteren ook op hun zeventiende, achttiende; ik was al negentien. Als je pas op je negentiende debuteert, houdt het eigenlijk op, dat was zo'n beetje hoe ik dacht. Ik had te weinig zelfvertrouwen, waardoor mijn kwaliteiten, die ik wel degelijk had, er niet helemaal uitkwamen.' Panhuis denkt dat zijn positie in het elftal ook niet bevorderlijk voor een snelle doorbraak was. Panhuis: 'Kijk, Van Basten was een killer. Hij maakte ontzettend veel doelpunten. Al was het maar een intikkertje, dat deed er niet toe. De bal moest er in. Het hoefde niet altijd mooi. Dat was typisch Van Basten. Andere voetballers schoten de bal liever op de kruising omdat ze dat mooier vonden. Van Basten niet. Hij eiste enorm veel van zichzelf én van andere spelers. Je moest naar hem luisteren, ook de oudere spelers. Ik speelde in dienst van het elftal. Ik was iemand die het vertrouwen moest krijgen van de trainer, belangrijk gemaakt moest worden. En als dat niet gebeurt, moet je ervoor zorgen dat je er op de goede momenten bent, zodat ze niet om je heen kunnen. Dat kan door te scoren of dominant aanwezig te zijn in de wedstrijd. Dat is bepalend of je het wel of niet redt. 78 AJAX MAGAZINE APRIL 1999

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 78