In 1966 kon je als twaalfjarig jochie nog op je gemak naar de Haarlemmerstraat frnÊÊn, je fiets onafgesloten tegen de «Helpui van de sigarenzaak plaatsen en binnen een kaartje kopen voor de jjHfttrijd Ajax - Besiktas. Die sigarenzaak was de zaak van Bennie Muller. En hoe bijzonder ook, het was ook heel gewoon dat die Bennie Muller je hielp. Staanplaats, vMpek. Een hard kartonnen kaartje, drie keer groter dan een competitiekaartje. Extra bewijs dat Europa Cup speciaal was. Je stond oog in oog met Bennie Muller, je keek op tegen de man die, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, rookartikelen, totoformulieren en toegangskaartjes verkocht aan klanten. Hij deed dat ook alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Dat jochie was een van zijn klanten. Een klant aan wie weinig meer te verdienen was dan de vijftig cent extra die hij als bekend voorverkoopadres mocht doorberekenen, dat zag hij ook wel. Maar hij was aardig, vriendelijk, een lieve man. Ook tegen dat jochie van twaalf. Het kereltje was gewoon om de man die hem hielp bij zijn voornaam te noemen. 'Bennie', alsof het een vriendje van hem was, of een oudere broer of voor mijn part een neef. Maar dat 'Bennie' kwam nu niet over zijn lippen. Dat deed je niet. Alleen op de staantribune van de Meer zou je 'Bennie' zeggen, 'Bennie' roepen, 'Bennie' zingen, 'Bennie' krijsen. En op straat, wanneer je het met je voetbalgabbers over hem had. Hier in de sigarenwinkel deed je dat niet. Hier paste afstand. Er zat een toonbank tussen en de man droeg geen Ajax-shirt maar een keurig overhemd met daarover een spencer. Het jochie rekende af. Elf gulden voor twee Europa- Cupkaartjes. Op de fiets terug naar huis, blij met de kaartjes, veilig weggestoken in de zak van zijn jas en gelukkig en trots tegelijk dat hij die kaartjes uit handen van de beroemde voetballer had gekregen. Eenmaal met de wind in zijn haren dacht de jongen weer in 'Bennie'. De jongen had Europa-Cupkaartjes. Van Bennie. Het was de eerste Europa-Cupwedstrijd van dat jochie van twaalf. Op Vak dubbel-S stonden Nederlandse en Turkse supporters nog door elkaar. Europa-Cupvoetbal hoorde anders te zijn en dat was het ook. Hard spel, opstootjes op het veld, AJAKZIELEN door David Endt illustratie Thijs Damsma grimmige sfeer op de tribunes. De 1-0 voorsprong was voor het supportersgevoel niet genoeg. Vlak voor tijd kwam de bal bij Bennie Muller. Van een meter of twintig dreunde hij de bal in de hoge hoek en hij werd ondersteboven geknuffeld door de Ajacieden. 2-0, dat kon. Tevreden ging het jongetje met zijn vader naar huis. Ajax had gewonnen, Bennie had gewonnen en een doelpunt, een mooi doelpunt gemaakt. Bennie Muller hoorde bij Ajax als de Zwaluw-lucifers in de keuken, de Spar en de Vivo op de hoek van de straat en wapperende was op maandag. Een volbloed middenvelder, het prototype van de schakelspeler, de onvermoeibare verbindingsman tussen verdediging en aanval. Werd je in je duppie als middenvelder opgesteld, dan keek je af bij Bennie Muller. Een en al begaafde bedrijvigheid, sterk aan de bal en snel spelend, een meester in het afpakken van het leer. Hij moest een plaag zijn voor zijn tegenstanders want je kwam niet van hem af. In de wedstrijden waarin Ajax het moeilijk had, zag je de beste Muller. Dan leek het of de toch al gedrongen middenvelder met de gebogen benen zich nog meer kromde, zich vastbeet in zijn taak en voor twee voetbalde. Toch was het lang niet strijden alleen wat hij deed. In die kromme benen zat veel voetbal. Hij hoefde zijn techniek niet als spektakelstuk te presenteren, dat deden Sjakie, Pietje en dat jonge godje Cruijffie wel. Bennie deed met zijn techniek vooral iets nuttigs. Maar techniek bezat hij wel degelijk, net als inzicht. Daar sprak je graag over, inzicht. Als je die term kon gebruiken, dan was je verder in het voetbal. Al was het voor een jochie van twaalf een moeilijk te doorgronden begrip. Je kon het pas goed zien wanneer een ouder heerschap op de tribune dat woord samen met de sigarettenrook voltevreden uit zijn mond gromde: 'Da's inzicht.' Bennie had dan op een plek gestaan waar hij een paar tellen eerder nog ver vandaan leek maar waar de bal wel kwam. Pass onderschept - nieuwe aanval opgebouwd. 'Da's inzicht.' Hoewel er veel veld om hem heen lag, had Bennie de tegenstander zo in het nauw gebracht dat hij de bal zo van zijn voet leek te kunnen afplukken. Aanval gesmoord - balbezit - aanval overgenomen. Schakelen. Verbinden. Stuwen. Combineren. Mee ten aanval. Een fijne voetballer. De twaalfjarige jongen hield van die voetballer. Als Bennie, zo wilde hij ook spelen, constant in beweging, schakelend, middenvelderend, ballen pakkend en aanvallen beginnend. Met die begeerde en niet echt aan te leren kwaliteit inzicht; en met de kunst om tackelen niet het Amsterdamse tekkelen te laten zijn maar op zijn Engels, het in een duel op faire wijze veroveren van de bal. Dat deed hij al jaren. Al ver voor de tijd dat het twaalfjarige jochie zich op de staantribune van de Meer meldde. Voor Ajax. Vierhonderdenzesentwintig wedstrijden. En voor het Nederlands elftal. Drieënveertig wedstrijden in een tijdperk zonder Europese of wereldkampioenschappen. Bennie Muller was zo Amsterdams, zo Ajax, dat het een leugen behoorde te zijn toen iemand vertelde dat Bennie Muller op de transferlijst was gezet. Het hoorde bij het profvoetbal, werd er gebromd door oudere mannen op de tribune. Mager van ontevredenheid walmde sigarettenrook met de woorden mee. De jongen, die twaalf was geweest en nu ouder was, knikte maar wilde dat het anders was. Hij hoorde tot de laatste clubtrouwen, een schakelspeler tussen de oude en de nieuwe voetbalwereld. Het ergste was de wedstrijd Ajax - Holland Sport, in het jaar na de transferlijst. De Haagse middenvelder kon en mocht Bennie Muller niet zijn. Onmogelijk. Dat deed pijn. Het shirt stond hem slecht, hij paste niet in groen. Hij paste alleen in Ajax. Het werk van Thijs Damsma is te bezichtigen bij Galerie Peter Bax, Singel 82, 8601 AM Sneek AiAX MAGAZINE FEBRUARI 1999 71

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 71