begonnen. Maar de bedoelingen zijn
oprecht, zegt hij. 'Vlak voor Europa-
Cupwedstrijden stuurden we Bobby altijd
een fax om hem en Ajax succes te wensen.
Toen hij in het ziekenhuis terechtkwam
was die vaste plek van hem aan de bar in
het spelershome in de Meer opeens zo
opvallend leeg. We hebben toen impulsief
besloten tot de oprichting van een fanclub.
Voor we het wisten werden we van alle
kanten aangeschoten met de vraag hoe je
lid van die club kon worden. Tweehonderd
leden zijn er intussen.'
Vehikel
In het verleden heeft hij weieens met de
gedachte gespeeld voetbal te verwerken tot
fictief drama. Veel verder dan wat losse
ideetjes over een film die een kijkje moest
bieden achter de schermen van een
amateurclub is Haanstra niet gekomen.
Geen enkele regisseur, zegt hij, is er
trouwens nog in geslaagd iets
geloofwaardigs rond voetbal in een film te
verpakken. 'Voetbal blijft altijd slechts het
vehikel om een verhaal te vertellen. Over
de sportieve kant ben je snel uitgepraat.
Het verhaal zal niet veel meer voorstellen
dan een club die kampioen wordt, met als
dramatische hoogtepunt het beslissende
doelpunt van de held in de laatste minuut.
Als kijker zul je er verschrikkelijk op gaan
letten of de acteurs ook echt wel kunnen
voetballen. Maar het onderwerp voetbal
blijft interessant. Een voetbalclub is een
mini-universum waarin van alles gebeurt.
Politiek, macht, geld, liefde, vriend- en
vijandschap. Alleen: hoe geef je daaraan
vorm?'
Ambities om een dramatische rolprent
over voetbal te maken heeft Haanstra laten
varen. Al is hij er heilig van overtuigd dat
in Danny Blind een groot acteur schuilt.
Net als in Johan Cruijff overigens. 'Die kan
per slot van rekening alles.' De enige reden
om zo'n film wél te maken, zou zijn om
het ongelijk van Piet Keizer aan te tonen.
Keizer verzekerde Haanstra ooit dat een
film over voetbal onmogelijk is omdat
voetbal actualiteit is. En actualiteit valt niet
te dramatiseren. 'Keizer heeft gelijk. Je
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1999