Vanwege het WK van
1990 werd San Siro
grondig verbouwd.
Door de overkapping
kwamen alle 83.000
toeschouwers overdekt
te zitten, maar werd
tegelijk de grasmat het
lachertje van Europa.
Foto: Allsport
plaats van trappen kwamen er achter de
tribunes langs lopende hellingen, waarop
de fans naar hun plek konden wandelen.
Daar nam men de ruimte voor: voor een
plek op de noordelijke tribune moest vanaf
de westkant begonnen worden. Het was
een innovatief systeem, dat San Siro,
ondanks de grootte, compact hield.
Bovendien bleef er genoeg ruimte over
voor parkeerplaatsen. Het stadion, ook
vanwege de ronde hoeken, leek nu vanuit
de lucht op een sardineblikje. De fans
noemden de bovenste tribune de giraffa,
vanwege de hoogte ten opzichte van de
omgeving, en de onderste tribunes de
elefante. Grootste manco aan het stadion
was de matige overkapping: slechts een
kwart van de tachtigduizend toeschouwers
hield het op regenachtige dagen droog.
Halverwege de jaren tachtig was het
stadion enigszins in verval; het eens zo
beroemde stadion had bijvoorbeeld sinds
1970 geen Europa-Cupfinale meer over de
vloer gehad. Supportersgeweld zorgde voor
meer onrust.
'Hulp' kwam van de UEFA, die, met het
oog op het in Italië te houden WK 1990,
eiste dat het stadion werd gemoderniseerd.
Zo mocht het alleen maar zitplaatsen
bevatten, wat de capaciteit zou doen dalen
tot 67.000. Dat was weer te weinig voor de
openingswedstrijd, oordeelde de UEFA,
waarna men in Milaan besloot om een
derde ring te bouwen. Die ring, met een
capaciteit van 18.000, rustte op speciaal
gebouwde betonnen torens.
Twee zaken bleven gedurende al die jaren
en verbouwingen onaangetast: de onderste
tribune, de parterre, en de meteen achter
het stadion gelegen renbaan, de Trotter. De
aanwezigheid van de renbaan zorgde
ervoor dat de uitbreidingen aan de
oostkant van San Siro beperkt bleven.
Het nieuwe San Siro kon 83.000
toeschouwers herbergen en die zagen
onder andere op het WK van 1990 de
memorabele wedstrijd tussen Duitsland en
Nederland (2-1), met de rode kaarten voor
Frank Rijkaard en Rudi Voller. Het stadion
was nu geheel overdekt, zelfs zo goed dat er
amper nog zonlicht in het stadion kwam.
Dit, gecombineerd met de aanwezigheid
van twee voetbalclubs, zorgde ervoor dat
de grasmat van San Siro jarenlang het
lachertje van Europa was.
Jan Mulder
Ajax speelde op 9 januari 1974 zijn enige
officiële wedstrijd in San Siro. Het seizoen
ervoor had dagblad De Telegraaf de
Supercup in het leven geroepen, een
tweestrijd tussen de winnaar van de
Europa Cup 1 (toen 'geheel toevallig' Ajax)
en de Europa Cup 2. De UEFA erkende
deze eerste editie nog niet, mede omdat
tegenstander Glasgow Rangers vanwege
supportersgeweld in de Europa-Cup-2-
finale een jaar geschorst was.
Een jaar later had de strijd om de Supercup
wel een officieel tintje. Ajax en AC Milan,
de Europa-Cupfinalisten van 1969, waren
allebei over hun hoogtepunt heen, al
konden beide clubs nog genoeg 'namen' op
de been brengen: bij Milan onder andere
Karl-Heinz Schnellinger en Gianni Rivera
en bij Ajax Piet Keizer, Johan Neeskens en
Ruud Krol. Twee spelers uit het grote Ajax
waren er niet meer bij: de gestopte Sjaak
Swart en de naar Barcelona vertrokken
Johan Cruijff. Hun plaatsen waren
ingenomen door respectievelijk Johnny
Rep en Jan Mulder. En ondanks het tumult
rond het vertrek van Cruijff - na twee
competitiewedstrijden - had de ploeg van
George Knobel in de competitie nog niet
verloren en stond Ajax 'gewoon' bovenaan.
In Europa was wel een einde gekomen aan
een tijdperk toen CSKA Sofia Ajax in
november 1973 uit het Europa-Cup-1-
toernooi knikkerde.
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1999