Squashen met Ajax Vijfjaar is gedurende een mensenleven niet altijd van dezelfde lengte. Praktisch misschien wel, maar gevoelsmatig steeds zo anders. Op je veertiende is vijf jaar het verschil tussen een man en een kind. De tijd die daar tussen lag, duurde voor mij een eeuwigheid. Toen ik een jaar of veertien was, speelde Jong Oranje in Leeuwarden een oefenwedstrijd tegen Jong Rusland. In het stadion van mijn club Cambuur. In de spits van dat Nederlands jeugdteam speelde Wim Kieft. Hij moet toen negentien zijn geweest. Kieft scoorde niet en was hooguit drie keer gevaarlijk. Toch had elke actie, al was het een tikkie breed, zoveel meer impact dan de mooiste goal van welke speler van Cambuur dan ook. Want Wim Kieft was Ajax. En dat speelde nu in ons stadion, waar normaal gesproken Gerrie Schouwenaar, Oekie Hoekema en Oscar Zijlstra 'schitterden'. De eredivisie was destijds voor Cambuur verder weg dan ooit, maar we bleven komen. Ook zonder seizoenkaart. Ajax was van een andere planeet. Ajax was Amsterdam. De stad waar je één keer per jaar met school op excursie naar toeging, om dan de hele dag in MacDonalds te zitten. Want die hadden we niet. (Wat hadden we wel?) Maar Ajax was in die tijd bovenal Cruijff, Lerby, Ling. En zij gaven de voorzetten op Wim Kieft. Zeker internationaal was Ajax niet eens superieur, maar er was iets. Bluf die neigde naar arrogantie, een uitstraling die riekte naar intimidatie en een bovenmatig zelfvertrouwen. Zoals dat bijvoorbeeld ook sterk het geval was in de hoogtijdagen van Louis van Gaal. Na je negentiende is vijf jaar te verwaarlozen. Vijf jaar geleden werd Amsterdam mijn woonplaats, maar het voelt nog steeds alsof ik er pas woon. Toch is Amsterdam nu wel mijn stad. Dat maakt je overigens geen Amsterdammer. Dat kun je niet worden. Dat ben je. Een Amsterdammer heeft humor. Is grappig. Tenminste, zolang hij het mag zijn. Vaak ten koste van een ander. Is-ie zelf aan de beurt dan is het niet leuk meer. Een Amsterdammer is trots. Op zijn stad, op de mensen en op zijn club. Want Amsterdam is Ajax. Alhoewel. Nu de zonen van God toch stervelingen blijken te zijn, lijkt Amsterdam opeens veel minder Ajax. Hoe anders bijvoorbeeld was het in 1995. Zelden een stad zo op zijn kop zien staan. Zelden ook zo hard gelopen voor traangas en politie. Toen was Amsterdam Ajax. Nog geen vijfjaar geleden, maar het lijkt wel lichtjaren ver weg. En zo gaat de Amsterdammer er ook mee om. In de wedstrijd tegen MW was de ArenA onlangs slechts voor de helft gevuld. Veel seizoenkaarthouders bleven liever thuis. Want zoals het nu gaat, is het niet leuk meer... Alsof die kaart een abonnement op eeuwig succes is! In vijftien jaar Cambuur stelden wij ons al tevreden met drie periodetitels. Dat is het andere uiterste. Maar iets meer krediet zou wel op zijn plaats zijn. Juist deze periode maakt dat de successen van straks «ASrCÖLMMN door Wilfried Genée Wim Kieft (19). veel beter zullen smaken. In vijfjaar tijd kan zoveel veranderen. Wim Kieft voetbalt inmiddels niet meer, maar mag in functie het voetbal verklaren. Het jochie van toen is nu de verslaggever, die de voorzetten geeft. We zijn allebei mannen van in de dertig. In onze vrije tijd spelen we squash. De vijfjaar verschil geeft me een licht conditievoordeel. Maar het draait bovenal om mentaliteit. Wim speelt met een bluf die neigt naar arrogantie, een uitstraling die riekt naar intimidatie. Al is het soms met iets minder zelfvertrouwen. Wim wint regelmatig. Maar de laatste tijd toch minder. Wim is nog altijd Ajax. AJAX MAGAZINE JANUARI 1999 77

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1999 | | pagina 77