verder terugtredende overheid ging
Sanders op zoek naar andere geldstromen.
Onder hem werd de sponsoring
geïntroduceerd en geaccepteerd.
Voorstellingen zonder de steun van
Robeco, VSB, KPN, AEX of Hoogovens
zijn intussen niet meer denkbaar. Een
moeizaam proces, waarbij hij op veel lange
tenen moest staan? 'Voor
mijn eigen gevoel niet, maar
misschien vergis ik me. Ik
heb altijd vreemd
aangekeken tegen de manier
waarop de Nederlandse
samenleving in de jaren
zestig en zeventig
verkokerde. Je had het
bedrijfsleven, er was de
politiek, je had een
kunstleven. Alles zat op
eilanden. Dwarsverbanden
bestonden nauwelijks.'
Sanders zegt blij te zijn een
bijdrage te hebben geleverd
aan het leggen van die
'dwarsverbanden'. Mooi
ook dat sponsoring meer
opleverde dan alleen geld.
'Inhoudelijk hebben we het
een en ander van het
bedrijfsleven geleerd.' Zo
maakte Robeco, expert in
direct marketing, Sanders er
bijvoorbeeld op attent dat
de namen en adressen die
binnen komen via
schriftelijke
kaartbestellingen van grote
waarde kunnen zijn.
'Vroeger verdwenen zulke
gegevens gelijk in de
prullenmand. Nu weten we
dat het gaat om klanten.
Klanten die je moet proberen vast te
houden, die je op de hoogte moet houden.'
En omgekeerd is Sanders ervan overtuigd
dat sponsors ook van het Concertgebouw
leren. Door na afloop van een concert
musicus en ondernemer een praatje met
elkaar te laten maken, 'komen twee
werelden bijeen'. 'Wij brengen absolute
topkwaliteit. Wij stellen hoge eisen aan
onze programma's en aan de mensen die
optreden. Voor bedrijven is het interessant
te zien hoe dat gebeurt. Voor een directeur
van een groot bedrijf kan het nuttig zijn na
afloop van een concert eens een praatje te
maken met een belangrijke dirigent.'
Sponsorpoespas
De bemoeienis van het bedrijfsleven met
de kunstsector heeft een 'simpel zakelijk
motief, zegt Sanders. 'Sponsoring is een
verantwoorde uitgave en het bedrijf vindt
het leuk zijn naam aan die van het
Concertgebouw te verbinden. Het bedrijf
heeft een merk, wij ook. En die twee
merken kunnen elkaar versterken.' Maar
'maatschappelijke betrokkenheid' is
volgens Sanders een even belangrijke
reden. 'Als twintig jaar geleden vanuit de
onderwijswereld of
uit de kunstsector
het verzoek was
gekomen "help
ons", had het
bedrijfsleven
hartelijk gelachen.
Ik ben ervan
overtuigd dat
bedrijven
tegenwoordig
belang hechten aan
een muziekcultuur
in Nederland. Ze
zien dat het
Concertgebouw
daar veel aan doet,
dus willen ze ons
helpen. Het
bedrijfsleven
beschouwt
kunstinstellingen als
kleine
ondernemingen, die
heel serieus
genomen moeten
worden. In ieder
bedrijf is creativiteit
van belang. Bij een
instelling als de
onze gaan we daar
op een unieke
manier mee om.
Kunstenaars en
mensen met nieuwe
of geniale ideeën zijn, net als voetballers,
moeilijk te managen. Wij zijn daar
voortdurend mee bezig; wij laten het
bedrijfsleven zien hoe je dat doet. Ik ben
ervan overtuigd dat er mensen uit het
bedrijfsleven bij ons zijn geweest die daar
ook echt iets van hebben opgestoken.'
Maar zou hij als man van de kunsten die
hij toch is, diep in zijn hart niet afwillen
van bedrijven die in termen praten van
'rentabiliteit' en 'fiscale aftrekbaarheid'. Is
het niet veel leuker aan het hoofd van een
voetballer is dat z'n carrière
voorbij is als z'n leven
begint'
AJAX MAGAZINE JANUARI 1999
235