'Ik was te oud om nog
bij te leren'
KATERN
Felix Gasselich
flpGas en Licht' noemden de Ajax-
W supporters hem^Dat was én geen
koosnaampje én geen scheldwoord, maar
een flauwewoord speling. Typerend voor
de positie van de Oostenrijker Felix
Gasselich; zijn nut bij Ajax was tussen 1983
en 1985 ook onduidelijk. Liefhebbers zagen
in de middenvelder een briljante technicus,
anderen vonden Gasselich een luie donder
voor wie het Ajax-spel veel te snel ging.
Beide analyses klopten. Technisch
directeur Johan CruijfF hakte eind 1985 de
knoop door en liet de middenvelder
vertrekken. Maar was Felix Gasselich nou
een miskoop of niet?
Gasselich: 'Voor sommige mensen was ik
een te flegmatieke voetballer. Ik deed alles
op techniek en inzicht. Ik hield niet van
lopen, maar had heus wel genoeg
loopvermogen. Ik ben begonnen als
midvoor, maar speelde al snel op het
middenveld. Mijn sterkste punt was de
zone valn de middenlijn tot het doel van de
tegenstander. Verdedigen zag ik niet zo
zitten. Ik barstte van het zelfvertrouwen,
was een individualist. Ik hield ervan om op
eigen risico te spelen. Dat brak mij op bij
Ajax: ik was niet gewend om aan het totale
team te denken.
Bij mijn komst naar Amsterdam was ik al
27 jaar. Dan ben je te oud om nog bij te
leren. Daarom zeg ik: was ik maar drie jaar
eerder naar Ajax gekomen. Je zag het later
aan een speler als Jari Litmanen: hij was
nog jong toen hij naar Amsterdam ging.
Hij was leergierig en ontwikkelde zich
daardoor razendsnel. Als ik eerder was
gekomen, had ik misschien beter geleerd
om me professioneel te gedragen. Ik had
trouwens ook pech: het seizoen voordat ik
182
naar Ajax kwam, had ik tachtig wedstrijden
gespeeld. Ik had niet genoeg rust gehad en
begon moe aan het seizoen.
Ik was het slordige genie. Mijn
traptechniek met beide benen was perfect.
Bij Ajax zei men dat men nog nooit, op
Cruijff na natuurlijk, een speler had gehad
die met links én rechts zo perfect kon
trappen. En vergis je niet: ik heb
samengespeeld met spelers als Van Basten,
Rijkaard, Vanenburg en Koeman.
Ik was een aankoop van Aad de Mos. Hij
vertelde me dat hij een ploeg wilde
opbouwen die over twee, drie jaar weer aan
de top van Europa zou staan. Meteen
kampioen worden hoefde niet.
Toch bleven wij de eerste negen
wedstrijden ongeslagen. We versloegen het
Feyenoord van Johan Cruijff met 8-2.
Plotseling riep iedereen dat Ajax met die
ploeg kampioen moest worden. Maar al
die jonkies hadden uitzonderlijk
gepresteerd. Ik was met Dick Schoenaker
en Peter Boeve een van de weinige ervaren
spelers.
Bovendien had ik de pech dat ik de ziekte
van Pfeiffer kreeg. Twee weken later kreeg
Van Basten die ook. Er werd toen door het
bestuur geïnsinueerd dat ik Van Basten
zou hebben aangestoken, ik had immers
naast hem in de kleedkamer gezeten. Van
Basten zelf en de andere spelers deden aan
die praatjes trouwens niet mee.
Als ik toen niet ziek was geworden, had ik
het eerste seizoen alles gespeeld. Het
Amsterdamse publiek uitte in mijn eerste
Felix Gasselich aan de bal in de wedstrijd
AZ '67 - Ajax (1-1) op 15 april 1984.
AJAX MAGAZINE JANUARI 1999
jaar wel wat kritiek op mij, maar in het
seizoen '84-'85, toen we kampioen werden,
verstomde dat, ondanks het feit dat ik vaak
reserve stond. Men zag wel dat ik goed kon