4 onontkoombaar en het verlies van de joodse mensen als onafwendbaar beschouwd. Deze houding was in de sportwereld niet wezenlijk anders. 'Met bange vrees' Des te opvallender is het daarom dat het Ajaxbestuur eind 1942 wél reageerde op de verdwijning van een aantal joodse leden. In het jaarverslag van '41 -'42 schrijft het bestuur 'in de bange verwachting te zijn dat nog velen onzer leden worden weggenomen waaronder zij die 35 jaar en langer ons trouw ter zijde stonden en waarvan wij tot nu nooit iets mochten vernemen. Velen onzer zijn reeds vertrokken en met bange vrees zien wij de komenden tijden tegemoet, omdat wij nu in een tijdperk leven waarvan niemand zeker kan zeggen wie wij wel terug zullen zien.' Gezien de tijdsomstandigheden en de lange staat van dienst van sommige leden, wordt aangenomen dat met 'leden' de ondersteunende leden, oftewel de donateurs bedoeld werden. De bezorgdheid en emoties die doorklinken in het verslag duiden op het bewustzijn van de kant van Ajax ten opzichte van het lot van zijn joodse donateurs. Over deze kwestie zal ongetwijfeld ook binnen andere Amsterdamse voetbalverenigingen gesproken zijn. Feit is echter dat Ajax deze gedachten, weliswaar in wat bedekte termen, daarnaast ook optekende. Aangezien het op schrift zetten van dergelijke reacties niet geheel zonder risico was, werd het stuk geplaatst in het jaarverslag van het seizoen '41-'42. Jaarverslagen waren namelijk niet openbaar en werden uitsluitend voor intern gebruik uitgegeven. Hiermee werd het risico verkleind dat de tekst in verkeerde handen zou vallen. De grote schare joodse donateurs c.q. supporters van Ajax heeft hoogstwaarschijnlijk voor een groot deel de joodse naam van Ajax bepaald, die tegenwoordig nog in diverse kringen leeft. Het joodse karakter van de club werd verder bepaald door de route van de tram naar het stadion. Deze voerde door een joodse buurt, waar op zondagmorgen vaak een joodse markt gehouden werd. Daarnaast zal het beeld van de joodse jongens die in de jaren dertig chocoladerepen verkochten op de tribunes van de Meer, hebben bijgedragen aan het joodse imago van Ajax. Op deze gebieden zullen de anti-joodse bepalingen veel invloed hebben gehad, maar in het veld is dit niet het geval geweest. Ajax heeft namelijk nooit veel joodse spelers of bestuursleden gehad. De club heeft tijdens de oorlog dan ook geen spelersproblemen ondervonden door de anti-joodse maatregelen van de Duitse bezetter. Ajacieden 'buitenspel' gezet Wat met name in de tweede helft van de bezetting wel diverse malen voor dreigende spelerstekorten zorgde, was de invoering van de Duitse Arbeitseinsatzde arbeidsdienst. Verschillende Ajacieden moesten één of meer seizoenen missen doordat ze in het kader hiervan tewerkgesteld werden in Duitsland, of doordat ze ondergedoken waren om dit te voorkomen. Vanwege deze situatie vonden noodgedwongen vele wisselingen in de spelersgroep plaats. Hierdoor ontstond echter zoveel kritiek op de elftallencommissie die verantwoordelijk was voor de samenstelling van de elftallen, dat een aantal commissieleden zich genoodzaakt voelde zich terug te trekken. De Ajacied Henk Blomvliet was tijdens de seizoenen '43-'44 en '44-'45 tewerkgesteld in Berlijn en ontbrak om die reden in de selectie. Daarnaast was ook Jaap Hordijk gedurende de laatste twee voetbalseizoenen afwezig. Hij werd in september 1940 voor Het Ajax-elftal dat op 7 november 1943 met 3-1 van Blauw Wit won. Staand vanaf links: interim-trainer Dolf van Kol, Karei Kraamwinkel, Wim Geerking, Ko Loois, Jan Potharst, Jany van der Veen, Gerrit Keizer, Joop Stoffelen, Steef Klein. Gehurkt: Gerrit Fischer, Harry Pelser, Theo Brokmann jr, Gé van Dijk en Guus Drager. AJAX MAGAZINE DECEMBER 1998 187

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 183