Foto: Louis van de Vuurst
Ik gebruik doping. Ik krijg doping toegediend, gevraagd en
ongevraagd. Gepland en onverwacht. Hoe kun je leven zonder
doping? Zonder stimulerende middelen? Een zak drop, een reep
chocola, een gebakje, een harinkje aan de kar, een bezoek aan de
sauna, een blind date. Maar ook een concert, een goed boek, een
film, zon, zee en strand: er is te veel om op te noemen dat
stimulerend werkt. Prikkels om het leven zo aardig mogelijk door
te komen. En dan zijn er nog de zwaardere middelen. Wie zonder
verslaving is, werpe de eerste steen. Ik rook en ik drink. En als het
fout gaat, dan vertelt een goeie dokter eerst eens te stoppen met
drinken of met roken of met allebei. Gemakkelijker gezegd dan
gedaan, dat weet die dokter ook.
Komt een man bij de dokter met een kwaal. Vraagt de dokter:
'Rookt u?'
'Ja,' zegt de man.
'Hoeveel?'
'Een pakje per dag, dokter.'
'Als je daarmee stopt, scheelt je dat in tien jaar 10.000 gulden. En je
leeft tien jaar langer.'
Zegt de man: 'En wat denkt u dat dat kost, dokter?'
Voetbal is voor mij ook doping. Preciezer gezegd: Ajax is dat voor
mij. Een stimulerend middel dat ik absoluut nodig heb. M'n
verstand zegt me soms dat het kinderachtig is om zo aan een
spelletje te hangen, zo verslaafd te zijn aan een club. Maar het is
met Ajax als met alcohol. Eenmaal verslaafd, kom je er nooit meer
los van. De alcoholist die niet meer drinkt, blijft een alcoholist. Als
ik niet meer naar Ajax zou gaan, zou ik toch Ajax-verslaafd blijven.
Er zijn veel redenen te bedenken om niet meer te gaan. Bepaalde
ontwikkelingen in het voetbal pleiten niet
voor een voortgezet supporterschap. Maar
ik kan niet anders, ik moet gaan. Ajax is een
ziekte, een verslaving. Doping die ik steeds
weer nodig heb. Als het spannend is tijdens
wedstrijden, verzucht ik weieens: 'Ajax
wordt nog een keer m'n dood.'
AAN PE ZlüLIJN
door Klaas Vos
Nu zijn er binnen Ajax weer bepaalde spelers die de verslaving
extra voedden. Zij vormen op hun beurt weer doping op zich.
Spelers als Henk Groot, Johan Cruijff, Piet Keizer, Sjaak Swart,
Simon Tahamata, Tscheu-la Ling, Arnold Mühren, Marco van
Basten, Dennis Bergkamp, om er een paar van vroeger te noemen.
En Frank Rijkaard. Zijn terugkeer bij Ajax, nu vijfjaar terug,
zorgde voor een extra prikkel, een extra stimulans, was doping.
Voor mij, voor elke voetballiefhebber. En dat heb ik nu weer. Nu
hij bondscoach is geworden. Opeens gaat Oranje meer voor me
leven dan ervoor.
Dit wat betreft sport en een specifieke sporter als doping. Maar nu
sport en de sportman als dopinggebruiker. De beer is nu echt los.
Beerputten gaan open. Ook in de voetbalwereld. Bij FC Twente
werd doping gebruikt, aldus de toenmalige clubarts. En iemand die
het weten kan, vertrouwde mij onlangs toe dat Feyenoord niet
zonder stimulerende middelen als amfetamine de gewonnen finale
tegen Celtic, mei 1970, heeft gespeeld.
En hoe is het nu gesteld in de voetbalwereld, wat betreft doping?
Belangrijker is dunkt me de vraag of het erg is om extra middelen
te gebruiken als je - wat met sporters het geval is - extra presteren
moet. En vooral, als dat gebeurt onder begeleiding van mensen die
er verstand van hebben? Is het niet zo dat hoe meer je het verbiedt,
des te steviger de greep is van allerlei louche figuren en des te
gevaarlijker dus het gebruik?
Wordt het niet de hoogste tijd voor absolute openheid en vrijheid
van medisch handelen, met een voor ieder toegankelijke discussie
over voor- en nadelen van stimulerende middelen? Ik zou graag
onze eigen clubarts, Piet Bon, hierover willen horen in dit blad.
Ondertussen blijf ik hopen en verwachten
dat het ware rood-wit mij in toenemende
mate die stimulans en kick bezorgen zal, die
ik zo nodig heb. Het unieke Ajax-spel,
onovertroffen in al z'n schoonheid en
doeltreffendheid, dat is en blijft voor mij
levensnoodzakelije doping.
AJAX MAGAZINE DECEMBER 1998 165