RONALD KLINKENBERG
Mijn ouders gunden me - na enig aarzelen
- die kans en dus ging ik vier keer per week
met de trein naar Amsterdam. Ik heb de
eerste twee jaar als amateur gespeeld,
daarna kreeg ik een B-contract. Als een van
de weinigen uit mijn groepje eigenlijk,
samen met Tahamata. Maar dat betekende
niet dat je je opeens heel wat voelde. Daar
zorgde Ajax zelf wel voor. Voor de
buitenwacht leek het heel wat, spelen bij
Ajax, maar binnen de club stelde je niks
voor. Bij contractbesprekingen moest ik
niet met een zaakwaarnemer aankomen,
zoals ze nu doen. Dan zouden ze bij wijze
van spreken tegen je zeggen: bedankt, voor
jou een ander. Zeker als je in het tweede
zit. Ik had nummer 31 op mijn schoenen
bij Sjakie Wolfs. Wat is nummer 31? Dat is
niks. Je zit bij de selectie van vijfendertig
mensen, maar speelt gewoon in het tweede.
In het seizoen 1976-1977 trainde ik bijna
net zo vaak als de full-profs, hoewel ik
semi-prof was. Ik studeerde op het CIOS
voor sportleraar, maar sloeg bijna geen
training over bij Ajax. Alleen op dinsdag
en dondermiddag kon ik niet. Ivic vond
desondanks dat ik met mijn studie moest
stoppen en alles op het voetbal moest
gooien. Dat was wel moeilijk. Moest ik
alles overboord gooien voor dat kleine
kansje bij Ajax? Ik zat er inmiddels al vijf
jaar. En om me heen zag ik spelers alles op
het voetbal gooien en het toch ook niet
halen. Johnny van Veenendaal,
prachtspeler, redde het niet, nog even bij
De Graafschap en toen helemaal weg.
Bovendien: Ajax haalde uit Denemarken
Frank Arnesen en Soren Lerby. Die waren
vanaf het begin een klasse beter dan de
eigen kweek.'
Werden de talenten begeleid door Ajax?
Klinkenberg: 'Helemaal niet. Je trainde en
voetbalde er en voor de rest niks. De
opleiding was keihard; men liet je aan je lot
over. De oudere spelers zagen je bij wijze
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998
87