De eerste
nieuwe Cru
De Trofeo Santiago Bernabeu was zó groot, dat-ie op een klein
vrachtwagentje werd rondgereden over de grasmat van het
Madrileense stadion, dat ook al vernoemd is naar de voormalige
voorzitter van Real Madrid. De hoofdprijs van een toernooi waarin
de beste clubs van Europa hun kunsten mochten vertonen. Samen
met de Koninklijke, Bayern München en AC Milan was Ajax erbij
in de eerste editie van het evenement, in september 1979. Niet
alleen met de kampioensploeg van trainer Leo Beenhakker, maar
ook met de Al-junioren. Die in de slagschaduwen van de vedetten
speelden om hun, iets kleiner uitgevoerde, versie van de
glimmende, wanstaltige bokaal.
Ton Blanker, een ras-Amsterdammer van nog net 19 jaar, was erbij
en speelde op de openingsdag tegen de beloften van Bayern
München. Hij scoorde en viel ook anderszins op in het veld.
Zodanig zelfs dat Uli Hoeness, Duits ex-international en in dienst
van de Zuid-Duitse club, in de loop van de avond links en rechts
informeerde wat dat spitsje uit de Amsterdamse juniorenploeg
moest kosten. Nou, dat was niet zo gek veel, want de voormalige
DWS'er stond voor niet meer dan een scheet en drie knikkers op
de 'loonlijst' van de Amsterdamse club. Een minimale
onkostenvergoeding was alles wat het krachtpatsertje iedere maand
kreeg.
De volgende dag werd daar - uit angst het blijkbaar gewilde talent
tegen een minimale transfersom kwijt te raken - op slag een eind
aan gemaakt. Blanker werd op last van voorzitter Ton Harmsen
met onmiddellijke ingang overgeheveld naar de A-selectie en
diende stante pede een contractje te tekenen dat enigszins in
overeenstemming was met zijn nieuwe status.
De 'nieuwe CruijfP werd hij gemakshalve meteen maar gedoopt,
maar die opgeplakte status was aan hem niet besteed. Ton Blanker
ging binnen een jaar door de knieën in het bikkelharde profmilieu,
waaraan hij nooit kon wennen. Hij maakte weliswaar in drie
wedstrijden zeven doelpunten in het Europa-Cup-1-toernooi
('Maar dat was niet zo moeilijk met tegenstanders als HJK - twee
keer 8-1 - en Omonia Nicosia - 10-0 in Amsterdam'), maar
scoorde slechts twee keer in vijftien competitieduels en één keer in
drie wedstrijden om de nationale beker.
Binnen een jaar was hij uitgekeken in de Meer: 'Ik ging ten onder
aan de verwachtingen. Als piepeltje stond ik
ineens tussen vedetten als Ling, Schrijvers,
Krol, Arnesen en Lerby. Dan kun je wel
zeggen: dat doet me niks. Maar als je het
eenmaal beseft, klap je in elkaar. Nou krijgt
iedere speler dat een keer en wie daar goed
doorheen komt, slaagt in het topvoetbal.
GASTCOLUMN
door Dick van Cangelen
Dat heb je aan Van Basten en Vanenburg kunnen zien.'
Bij Blanker, die in de jeugd over genoeg karakter bleek te
beschikken om terug te komen nadat hij bij een brommerongeluk
beide dijbenen had gebroken, verdween in één klap het plezier in
het spel waarvan hij altijd zo had genoten. Hij moest zichzelf
dwingen te verschijnen op de trainingen, waar hij van de eerste tot
de laatste minuut moest opboksen tegen de gearriveerde spelers.
De breuk kwam in april 1980, toen Beenhakker hem na het missen
van enkele wedstrijden weer in het basisteam wilde opnemen voor
de bekerwedstrijd tegen PSV. Blanker: 'Ik vroeg hem, de trainer die
me in mijn hele loopbaan het meest heeft aangesproken, dat niet te
doen. Ik voelde me er niet toe in staat. Dat gesprek liep zo uit de
hand, dat ik riep: barst maar, ik wil weg, meteen
Blanker kocht zich vrij bij Ajax. Hij reeg vervolgens de clubs als
kralen aan elkaar: Vitória Guimaraes (Por), Real Zaragoza (Spa),
Salamanca (Spa), Excelsior, Volendam, AZS (amateurs), Los
Angeles Lakers (VS) en Beerschot (Bel).
Daar maakte de zoveelste zware kwetsuur
aan het eind van de jaren tachtig een
onverwacht slot aan de profloopbaan van
een talent, dat nooit de 'nieuwe Cruijff
wilde worden en amper de kans kreeg
zichzelf te zijn.
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998