Het jaar 1951Een jongetje stapt op halte Oosterparkstraat-Linnaeusstraat op de tram. H|ij heeft zijn voetbalplunje bij zich en hij wacht op de tram die in de richting van de mÈikenweg gaat. Het is een zomerse dag en het wachten duurt hem te lang. Altijd komen er trams voorbij wanneer het niet nodig is. En nu wil hij zo snel mogelijk naar het eindpunt en de tram komt maar niet. Ongeduldig drentelt hij op en neer. Eindelijk, daar is de blauwe tram. De tram die hem naar Ajax brengt. Een jaar eerder had Tonnie Pronk al meegedaan aan een proefwedstrijdje. Zijn vader had namens hem een briefje gestuurd naar meneer Muller in de Veeteeltstraat en hij was uitgenodigd om op Voorland te komen spelen. Op een woensdagmiddag. Het ging lekker en hij merkte dat achter de gewichtige gezichten van de mensen van Ajax tevredenheid schuil ging. Ja, hij was goed genoeg, maar... Hij schrok. Maar? Tonnie was nog een jaar te jong. Pas volgend jaar mocht hij komen voetballen. En nu, op deze nazomerse septemberdag in 1951, was het 'volgend jaar', was hij écht Ajacied. De tram rommelt over de Middenweg. Achterin hangt in rood-wit een blikken aankondiging van de wedstrijd van zondag. Van zijn club. Ajax - VSV. Daar is de voorlaatste halte. Tonnie springt uit de tram terwijl het piepende remgeluid nog om de ijzeren wielen hangt. Hij kent dit terrein. Langs de fietsenstalling had hij al vaker gelopen, met zijn vader. Maar nu is het anders. Nu loopt hij hier als Ajacied. Hij denkt aan het shirt in zijn tas en voelt hoe trots zijn hart vult. Ajacied! AtfAXZIELEN door David Endt illustratie Thijs Damsma Tonnie was de stopperspil in de pupillen, later in de adspiranten en vervolgens in de junioren. Op 4 april 1960 debuteerde Tonnie in het eerste elftal in een competitiewedstrijd, thuis tegen PSV. En hij ging er niet meer uit. De jongen uit de Oosterparkstraat die naast Cor van der Hart woonde, liet zich niet meer uit het elftal spelen. Hij was sterk gebouwd, robuust. Het duel ging hij niet uit de weg en in de lucht was hij haast niet te kloppen. Achter zijn verdedigende werk ging een uitstekende techniek schuil. Die gebruikte hij wanneer het nodig was, niet om te showen. In de tijd dat ik met de inmiddels grijze tram naar het Ajax-stadion reed om Ajax te zien voetballen, was Ton Pronk een vaste kracht in het elftal. Pronk, zijn spel was zo stevig en standvastig, zo onverwoestbaar krachtig als zijn naam. Pronk. Hij bewaakte en beheerste het hart van de verdediging. Een blonde eik in de defensie, die de aanvallers overschaduwde en die een baken was voor zijn medespelers en wiens wortels diep in de Ajax-grond zaten. Hij leek niet zo wendbaar, maar Michels bromde overtuigend: 'Vergissing. Weinig spelers bezitten een zo korte draaicirkel als Pronk.' Ton Pronk hoorde tot de generatie van profvoetballers die nog vastzaten aan het mooie begrip clubliefde. Op nummer 147 van de Middenweg had hij een sportzaak, waar de jeugdspelers van Ajax met een bonnetje in de hand tien procent korting kregen bij de aanschaf van hun schoeisel en kleding. De zaak: wanden vol schoenendozen, magazijn achterin, Derbystar-ballen met daarop in vette zwarte letters 'Tonnie' gedrukt, de toonbank met daarachter de Ajacied, dat was contact met die fameuze club. Onvergetelijk waren de duels van Ton Pronk met de grote spelmakers van Benfica en Spartak Trnava. Eusebio en Adamec werden overschaduwd. Maar zo pijnlijk was de ontworteling. In 1970 werd de eik overgeplant naar FC Utrecht. Maar in de tuin van de Galgenwaard stond een Ajacied. Niet zo velen kennen het verdriet dat school in het kleine hart onder die brede borstkas. Alleen in de Meer was hij thuis, dat wist hij en daar is hij nu ook weer thuis. Al jaren. De blonde eik waakt nu over de toekomst van zijn club. Hij vliegt van Rio naar Kaapstad en van Kopenhagen naar Porto en hij rijdt van Kerkrade naar Alkmaar. Overal waar hij gaat, draagt hij zijn Ajax uit. Hij kijkt met Ajax-ogen, hij beoordeelt naar Ajax- maatstaven en hij praat met een Ajax-stem. De lucht die hij inademt komt er rood en wit weer uit. Tonnie Pronk uit de Oosterparkstraat, waar de trams nu geel of felbeschilderd zijn. Tonnie Pronk, eikpunt van Ajax. Het werk van Thijs Damsma is te bezichtigen bij Galerie Peter Bax, Singel 82, 8601 AM Sneek AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998 77

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 77