'Mijn moo,s,e mom*n, Nwan, in
HIT MOMENT
mijn laatste wedstrijd'
'Na de thuiswedstrijd tegen Willem II heb
ik nog met Johan Cruijff herinneringen
opgehaald aan mijn periode bij Ajax.
Zomer 1956 ben ik naar Amsterdam
gekomen. De eerste acht maanden
woonden mijn vrouw en ik met ons
zoontje Hans op het stadion. In het rechter
huisje aan de Diemenkant. Als klein jochie
van een jaar of vijf voetbalde Hans altijd
met Johan, die tot het donker werd op het
terrein van de Meer te vinden was. Ik weet
nog goed dat het bericht kwam dat Johans
vader plotseling overleden was. Ook voor
ons was dat een groot gemis. We hadden
doordat Johan met onze Hans speelde
regelmatig contact met hem; het was een
buitengewoon aardige en rustige man.
Ajax had me gekocht van Rigtersbleek.
Daarvoor speelde ik voor Wageningen,
terwijl ik begon te voetballen in mijn
geboorteplaats Veenendaal, bij de
gelijknamige zondagamateur.
Het profvoetbal was net ingevoerd. Nou ja,
profvoetbal. We waren semi-professionals.
Ik geloof dat we vijftig gulden voor een
overwinning kregen en vijf voor een
training. Daarnaast had ik dus gewoon een
baan. Daar zorgde Ajax voor. Eerst werkte
ik in het magazijn van het
brandblusapparatenbedrijf van Ajax-
bestuurder Jan de Boer. Later kwam ik in
dienst van de latere voorzitter Ton
Harmsen.'Die deed in verwarmingen en
wilde van mij een tekenaar maken. Maar
dat is nooit gelukt, want al gauw verruilde
ik Ajax voor Blauw Wit. En toen zorgden
ze daar weer voor een baantje.
Ik heb vier seizoenen voor Ajax gespeeld.
In die periode werden we twee keer
landskampioen, in 1957 en in 1960. Twee
keer ben ik clubtopscorer geweest. Van het
seizoen '56-'57 (20 doelpunten) en van het
seizoen '58-'59 (15 doelpunten). Ik maakte
net zoveel doelpunten met het hoofd als
met de voet. Koppen was een sterke kant
door Klaas Vos
van me. Ik heb met Rinus Terlouw van
Sparta prachtige duels uitgevochten. Piet
van der Kuil en Sjaak Swart van de
rechterkant en Donald Feldmann van links
voorzagen me wel altijd van prima
voorzetten.
Tijdens mijn laatste seizoen was ik meestal
reserve, omdat Ajax Cees Groot had
aangetrokken. In die tijd kwam je dan heel
weinig aan spelen toe, omdat er alleen bij
blessures gewisseld mocht worden. Ik
speelde dan ook voornamelijk in het
tweede. Het seizoen daarvoor speelde ik al
minder vanwege een liesblessure. Ik ben
uiteindelijk geopereerd door dokter Weiss
in Aken. Ik ging er samen heen met Rinus
Michels, die last had van een hernia.
Dokter Weiss kon hem niet helpen en het
betekende het einde van Michels'
voetbalcarrière.
Michels was ik een vreselijk leuke collega,
met wie je lachen kon. Ik weet nog goed
dat hij een keer Buckingham als trainer
verving, omdat die ziek geworden was.
Rinus ging voor de groep staan stak zijn
handen omhoog, bewoog met z'n twee
wijsvingers en zei: "Zo, jongens, dan gaan
we nu eerst even de vingers losmaken."
Het merkwaardige is dat ik uitgerekend in
het seizoen waarin ik nauwelijks aan spelen
toekwam, mijn absolute hoogtepunt bij
Ajax heb beleefd. Het was ook de laatste
wedstrijd die ik voor Ajax speelde. Het
seizoen daarop speelde ik voor Blauw Wit.
Het was aan het eind van de competitie
van het seizoen '59-'60. Op 22 mei 1960
speelde Ajax z'n laatste
competitiewedstrijd in de Kuip tegen
Feyenoord. Ajax had aan een gelijkspel
genoeg om kampioen te worden. Maar we
verloren met 3-0. Ik zat op de tribune en
was met het tweede elftal al uitgespeeld.
Mijn seizoen en daarmee mijn periode bij
Ajax zaten erop. Maar tijdens die wedstrijd
raakte Cees Groot geblesseerd. En dus
werd ik opgeroepen voor de
beslissingswedstrijd vier dagen later, op 26
mei, in het Olympisch stadion. Een
wedstrijd om nooit te vergeten. We
kwamen in de eerste helft achter met 0-1
door een benutte strafschop van
Kreyermaat vanwege - ik meen - een
handsbal van Bennie Muller. Met die
achterstand gingen we ook rusten. Omdat
ik al een tijdje niet meer getraind had, zat
ik er al aardig doorheen. Tijdens de rust zei
ik dan ook tegen Henk Groot: "Ik weet niet
of ik het volhoud." Maar Henk wilde daar
niks van weten en zei: "Niet aan denken,
Wim, doorzetten."
Hoe het kwam, weet ik niet, maar na de
rust begon het bij ons te lopen. Eerst
maakte ik gelijk: uit een afgeslagen
cornerbal knalde ik de bal met
buitenkantje rechts steenhard achter Eddy
Pieters Graafland. Daarna kwam er een
pass van achteruit, ik liep mee, ontving de
bal en gaf een dieptepass op Henk Groot
die voor 2-1 zorgde.
Toen waren we echt los en Feyenoord
kwam er niet meer aan te pas. Sjaak Swart
soleerde langs vier, vijf man en scoorde de
derde. En toen was het mijn beurt weer. De
vierde scoorde ik uit een voorzet van Henk
Groot: ik plukte de bal met rechts uit de
luchtplaatste hem over m'n tegenstander
heen, Walhout, geloof ik, en schoot hem
vervolgens van 17 meter met links in. De
vijfde was na een solo vanaf eigen helft. Ik
hoefde niet als Sjaak allerlei tegenstanders
te passeren, ik had een vrij veld. Ik moest
alleen Pieters Graafland omspelen. Hij
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998