'Stoere knapen'
De honkballers
van Ajax
In de rubriek 'Museumstukken' wordt aandacht besteed aan de voorwerpen die
geëxposeerd zijn in het Ajax Museum. In deze aflevering zijn dat verschillende
attributen van een tak van sport waarin Ajax vroeger eveneens uitblonk: honkbal.
Want bijna vijftig jaar lang wisten Ajacieden zich ook op de honkbalvelden op een
hoog niveau te manifesteren.
In het clubblad van 21 juni 1921 nodigde
het Ajax-lid J. Roodenburgh zijn
clubgenoten uit om eens een wedstrijd bij
te wonen tussen twee honkbalnegentallen.
Honkbal was in die tijd nog een zo goed als
onbekende sport in Nederland.
Roodenburgh had samen met een vriend,
W. Drilling, het spel geleerd bij Quick, en
hoopte nu zijn enthousiasme te kunnen
overdragen op de Ajacieden.
Blijkbaar sloeg het spelletje meteen goed
aan, want vrijwel direct begon een Ajax-
negental vriendschappelijke wedstrijden te
spelen en al in 1922 besloot men deel te
gaan nemen aan de competitie. Die
competitie bestond trouwens, zowel in de
eerste als in de tweede klasse, uit maar vier
clubs: Quick, Hercules, het door
Roodenburghs vriend Drilling opgerichte
Blauw-Wit en Ajax, dat zowaar ook twee
teams kon opstellen. De besten zaten in
negental A, bestaande uit 'spelers die deze
sport het vorige jaar beoefenden, in
wedstrijden uitkwamen en de eerste Ajax-
zege behaalden in de vorm van de tweede
prijs.' Voor het tweede negental had men
spelers geselecteerd:die het spel nog
niet beoefenden maar stoere knapen,
MUSEUMSTUKKEN
door Carel Berenschot
foto Louis van de Vuurst
die wellicht veranderingen in A
noodzakelijk zullen maken.'
In Ajax' eerste competitiejaar was het nog
Quick dat de - wat weidse - titel van
landskampioen verwierf, maar twee jaar
later stond Ajax op de hoogste tree.
Honkbal was inmiddels een veel bekendere
en geaccepteerde sport geworden, met een
heuse bond en een eigen bondsorgaan.
Officieel kon iemand alléén lid worden van
Ajax als hij goed kon voetballen. Het
curieuze is dat dit lange tijd óók voor
honkballers heeft gegolden. Zo werd de
talentvolle honkballer Martin Bremer in
1931 uitgenodigd om bij Ajax te komen
spelen. Hij moest dan wél eerst een
proefwedstrijd spelen... als voetballer.
Twee jaar later werd deze regel gelukkig
overboord gezet.
De honkballende Ajacieden deden het in
de eerste dertig jaar helemaal niet zo slecht.
Nog drie maal werden zij landskampioen,
in 1928, 1942 en 1948. Ook de junioren
waren trouwens succesrijk. Zo werd in
1961 het juniorenhonkbalteam, met ene
Johan Cruijff als catcher, kampioen van
Amsterdam.
De honkballers van Ajax hielden het uit tot
en met 1972. Door ruimtegebrek moesten
zij toen elders onderdak zoeken en dat
vonden ze bij de Giants. Het waren de
nationale en internationale topjaren van
het voetballende deel van Ajax en dat was
inmiddels zo belangrijk geworden dat er
geen plaats meer was voor andere sporten.
Met dank aan een krantenartikel
Toch wilde het museum per se ook
stilstaan bij de andere sporten die vroeger
binnen Ajax beoefend werden. In de eigen
archieven bevond zich niet veel meer dat
herinnerde aan het glorieuze
honkbalverleden. Eigenlijk waren alleen
een bronzen en een 'gouden' bal voor
presentatie geschikt. Die had men als
geschenk ontvangen van de bond, bij
respectievelijk het 25-jarig en het 50-jarig
bestaan van de Ajax-honkbalafdeling.
Gelukkig kwam Peter Hendriks met het
168
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998