draagt het zo interessante nummer 4 op zijn rug en in Ajax-taal wil dat zeggen dat hij een van de slagaderen van het elftal is. Pascal Heye stuurt vanuit de as de aanvallende bedoelingen. En hij zet aan tot het vastzetten van de tegenstander. Steeds beter krijgt hij controle over het spel en steeds meer geeft hij blijk te begrijpen wat voetballen is. Het bruisende in zijn spel maakt het voor de buitenstaander moeilijk om in te schatten of hij een intuïtieve of vooral een intelligente voetballer is. Zijn ingrijpen heeft iets vanzelfsprekends en hij leert snel om het spel van rechts naar links of andersom te verplaatsen en hij weet hoe hij zijn spits moet aanspelen. Uiteraard is er nog een heel voetbalterrein te ontginnen, maar Pascal speelt op vruchtbare bodem. En hij is erg gierig naar de kennis die hem macht verschaft. Net zo gierig als hij is om de bal te veroveren en het balbezit vervolgens te handhaven. Hij wil een stuurman worden. Een stuurman met het nummer 4. Hoe het begon Pascal Heye werd op 2 oktober 1979 in Amsterdam geboren, verhuisde later met zijn ouders naar Weesp, waar hij zijn voetbaldrang liet waaien bij The Victory. 'Toen ik acht was nam mijn vader mij mee naar de instuif van Ajax. Ik werd niet meteen aangenomen als eerstejaars E-junior. Ze hadden geen plaats voor mij. Maar er werd tegen mij gezegd dat ik een jaar later terug moest komen,' vertelt Pascal en er gloeit warmte in zijn ogen. 'Dat deed ik natuurlijk en bij de volgende gelegenheid werd ik wel aangenomen. Om nooit te vergeten. Ik was niet thuis toen het bericht binnenkwam dat ik bij Ajax kon komen voetballen. Ik geloof dat ik een toernooi had met The Victory. Ik kwam thuis en mijn moeder vertelde het mij. Ik was zo blij. Ik heb familie en vrienden gebeld om het te vertellen, dat het was gelukt. Ajax! Iedereen was blij, mijn vader en moeder, mijn broer en mijn zus.' Voetballen bij Ajax betekende voor de kleine Pascal Heye na twee onbevangen jaren bij The Victory wel de entree in een heel andere wereld, maar: 'De aanpassing was niet moeilijk. We hadden een heel leuke groep jongens en ook de ouders konden goed met elkaar opschieten. Eigenlijk vormden we een soort familie met elkaar. Uitwedstrijden, thuiswedstrijden, toernooien, de ouders gingen mee. Van de spelers die toen in de El speelden, voetballen er nu nog vier in Ajax 2: Mark Stuut, Serge van den Ban, Quido Lanzaat en ikzelf. Jongens als Nelio Greene en Nicky Eelhart voetballen ook bij profclubs, Vitesse en AZ. We wonnen alles, de competitie, de Van Wagtendonkbeker. Henk van Teunenbroek was onze leider en we kregen in dat eerste jaar training van Arnold Mühren.' Voetbalde Pascal bij The Victory nog voor de vuist weg ('rennen van de ene kant van het veld naar de andere kant'), bij Ajax was een van de eerste dingen die hij leerde om vanuit een vaste positie te voetballen. 'Minder leuk dan bij The Victory? Helemaal niet,' zegt Pascal gedecideerd. 'Het voetballen werd nu écht voetballen en dus juist nog leuker. De speldiscipline ging helemaal niet ten koste van het plezier. Bovendien, bij Ajax kon je bijna elke dag voetballen. Er waren vier trainingen per week en daar kwam dan de wedstrijd nog bij. Bij The Victory mocht je trainen, maar wanneer je niet kwam, dan maakte dat niets uit. Ja, ik was bezeten van voetbal en hoe meer het kon, hoe beter. Ik begon als rechtsbuiten. Dat was bij mijn eerste club ook zo'n beetje de plaats waar ik speelde. Maar in de D-junioren werd ik als rechtshalf opgesteld. Dat ging eigenlijk zomaar, daar werd niet veel over gezegd. En in de B-junioren werd ik zelfs rechtsback. Dat vond ik minder leuk. Ik wilde meedoen met het spel, actiever zijn dan ik als verdediger kon zijn. Ik had het gevoel dat rechsthalf mijn plaats was. Meneer Otto was de eerste trainer die mij op de positie 4 probeerde. Ook toen was er AJAX MAGAZINE OKTOBER 1998 137

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 143