voor een lezer gaat leven, ontroerend, komisch of spannend wordt.' 'Kunst geeft betekenis aan dingen. Sport heeft geen betekenis. En er is geen betekenis aan te geven. Daarom is er geen literatuur, geen kunst mee te maken. Een wedstrijd duurt anderhalfuur en is voorbij. Je kunt je ook niet een schitterend gedicht op het monopolyspel voorstellen, want dat is ook een spelletje.' (Hoogleraar letterkunde, literatuurcriticus en sportcolumnist Kees Fens, in Elsevier, 2 juni 1990) HP: 'Kletskoek. Wie heeft dat gezegd? Sport heeft allerlei betekenis. Sport heeft net zoveel betekenis als je er in wilt leggen. Welke betekenis wordt er door fans niet in sport gelegd? Er zijn supporters die bereid zijn voor hun club te sterven. Aan die betekenis kun je vorm geven. Je kunt erover praten, over schrijven. Een voetbalwedstrijd werkt na, is niet in anderhalf uur voorbij.' RA: 'Een wedstrijd is niet, juist niet, in anderhalf uur voorbij. We zitten nu nog te praten over die wedstrijd van 1974. Ik denk nog wel eens terug aan de tijd dat ik bij HEO, Hoogkarspel En Omstreken, speelde. Die beelden zitten in mijn hoofd en gaan er nooit meer uit. De houten keet waar we ons moesten omkleden, het waskraantje voor je voeten, het "mannetje" dat snoep verkocht. Het probleem met literair schrijven over voetbal is overigens wel dat literatuur vrijwel altijd gaat over dingen die slecht aflopen. Literatuur is ellende. Wie over voetbal schrijft, zal de neiging hebben over het mooie van voetbal te schrijven. Helemaal verkeerd, daarmee creëer je geen mooie literatuur. Je moet het hebben over de ellende van het voetbal, over het verliezen.' Aangezien ik geregeld bij de selectie voor het Eerste zat, nam ik ook deel aan de hogeschool van de voetbalstrategie, belichaamd in een weer weinig spraakzame trainer, maar zo hoorde dat toen: het was ondenkbaar dat een verbaal begaafde oefenmeester ook maar enig verstand van voetbal kon hebben.' (Herman Pleij, 'Voetballen met Meneer Schaap', in: Hard Gras, juli 1997) RA: 'Herman, dit heeft Herman geschreven. Leuk stuk. Wat me er van is bijgebleven, is dat je in dat verhaal je eigen voetbalprestaties wel erg kleineert. Is dat nu niet "typisch Nederlands"?' HP: 'Maar ik wérd als voetballer enorm overschat. Ik zat eind jaren vijftig bij de A-junioren en werd bij het eerste elftal gehaald. Trainers waren in die tijd altijd norse types, die niets zeiden. De trainingen waren ook altijd hetzelfde. Stomvervelend. De bedoelingen van het spel waren voor mij omgeven met grote geheimzinnigheid. Ik zat als 16-, 17-jarige jongen in één kleedkamer met oud-international Rinus Schaap en allemaal andere oudere heren. Ik keek natuurlijk enorm tegen Rinus Schaap op. Het vreemde was dat niet alleen de trainer, maar ook al die oude mannen niets zeiden. Ze zullen het allemaal wel weten wat er moet gebeuren, dacht ik. Voor mij was de vraag alleen hoe fk daar achter moest komen. Het was not done vragen over tactiek te stellen. Het is zoiets als met seks, waarover je op jonge leeftijd hoort. Je wilt er graag alles over weten, maar je weet niet hoe je ernaar moet vragen.' Was ist nou taktiek? Taktiek ist der Rinus, der Willem und der Coentje.(Ernst Happel) RA: 'Ernst Happel. Wat trainers doen is voor een groot deel gelul. Ze kunnen bepaalde patronen oefenen en tactische afspraken maken. Maar hun invloed moet niet worden overdreven. Als Van Gaal het dit seizoen had moeten doen met Stojtskov in plaats van Rivaldo, die er twintig in heeft geschoten, was Barcelona misschien geen kampioen geworden.' HP: 'Ik geloof er weinig van dat trainers beredeneerd hun visie kunnen overdragen aan spelers. Mijn vader vatte het begrip tactiek goed samen door op de tribune van 't Gooi een keer of twintig per wedstrijd te roepen: "Naar vórenü!" De invloed van een trainer is indirect. Hij schept een bepaalde sfeer. Het hangt van zijn autoriteit en geloofwaardigheid af of die sfeer aanslaat. Als spelers echt in zo'n man geloven, zullen ze gemotiveerder en zelfverzekerder worden en dus beter gaan spelen. Het is een moeilijk vak: trainers moeten solidariteit kweken, ze moeten achttien van die jongens in het gelid houden, terwijl de onderlinge rivaliteit enorm groot is. Hoe krijg je eenheid binnen een groep die elkaar eigenlijk wel kan doodschoppen? Hoe zorg je ervoor dat een spits die op de bank zit, toch juicht voor het doelpunt dat zijn spelende rivaal scoort? Ik moet er niet aan denken dat ik op die manier als hoogleraar aan de universiteit zou moeten werken.' Voetbal is geen zaak van leven of dood. Het is veel belangrijker.' (Bill Shankly, voormalig manager van FC Liverpool) RA: 'Heeft een Engelse manager toch eens gezegd? O ja, Bill Shankly. Mooie uitspraak. Jammer dat hij echt meende.' AJAX MAGAZINE JUNI 1998

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 230