en dan zal hij je tot op de persoon nauwkeurig vertellen hoeveel toeschouwers er in het NAC-stadion kunnen en wat de opstelling is van FC Utrecht.' HP: 'Het gekke is dat ik nu nog maar zo weinig weet van de dingen die ik vroeger altijd paraat had. De opstelling van Rigtersbleek: met de snelheid waarmee je zulke dingen kon opdreunen, overtroefde je elkaar. Vreemd dat kennis waarvoor je ooit ongelooflijk gemotiveerd was die te bezitten, ook zo maar kan verdwijnen. Ook raar is dat ik sommige mooie doelpunten die ik heb gezien, mezelf heb toegeëigend. In van die rare momenten tussen slaap en waak scoor ik regelmatig doelpunten die door Johan Cruijff of Ruud Geels zijn gemaakt. Ik pik ze, maak ze van mezelf.' RA: 'Ik was een verdediger met beperkte vermogens, jarenlang heb ik bij NDSM gespeeld, de club van de voormalige scheepswerf Nederlandse Dok en Scheepsbouwmaatschappij. Omdat volgens de reglementen van de KNVB geen reclame voor een bedrijf gemaakt mocht worden, stond de afkorting voor Nu Door Samenwerking Machtig. Ooit heb ik eens de bal uit een vrij trap van zo'n dertig meter in het doel gekruld. Met bedoeld effect. Een heerlijk gevoel. Aan zo'n moment denk ik nog graag terug, ja. Opeens, zo maar op een onbewaakt ogenblik.' HP: 'Van de doelpunten die ik zelf heb gescoord, schiet mijn Bep Bakhuys-kopbal me bijna wel wekelijks door het hoofd. Een ongepast doelpunt was dat overigens, want ik speelde in de achterhoede. Spil. Als spil mee naar voren gaan was in de jaren vijftig een ernstige overtreding tegen iedere trainerswet. Wat er ook gebeurde, je moest op je plaats in het elftal blijven. Ik speelde dan wel in het eerste van 't Gooi, maar was technisch niet echt begaafd. Mijn voornaamste voetbalkwaliteit was mijn omvang. Ik kon alleen verschrikkelijk hard schieten en mocht daarom de penalty's nemen. Met dat grote lijf van me kwam ik dan vanaf de middellijn aanrennen, wat de keeper van de tegenpartij al op voorhand deed sidderen.' 'Ieder nadeel heeft een voordeel.(Johan Cruijff, tijdens een wedstrijdanalyse in Studio Sport1998) RA: 'Cruijff, ja, ja. Zonder meer Cruijff. Cruijff is de enige die zoiets kan zeggen. Ook nog op zo'n manier dat je denkt: Jezus, zoiets had ik zelf nooit kunnen verzinnen. Heel knap. Maar zei hij niet "heb" in plaats van "heeft"?' HP: 'Of zei hij: "Ieder nadeel wie een voordeel heb"? "Dit is een probleem wie aspecten heeft" - met zoiets komt hij ook wel eens aan. "Eén: je loopt achter de feiten aan als je een goal tegen krijgt..." - vervolgens komt hij nooit meer toe aan de punten twee, drie en vier. Een bijzonder mens.' 'Ik ben de beste op mijzelf na.(Marco van Basten op circa 16-jarige leeftijd) HP: 'Geen flauw idee. Lijkt me een uitspraak van een schizofreen. Marco van Basten? Een diepzinnig opmerking. Ik sta versteld.' 'Wij Nederlanders willen geen helden, en als ze er ongemerkt zijn dan dienen ze te excelleren in gewoonheid. Wij zijn niet geïnteresseerd in wat iemand ongewoon en bijzonder maakt, wij willen juist horen hoe gewoon iemand wel is, en dan bij voorkeur van hen die dat door omstandigheden niet meer kunnen zijn.' Herman Pleij, Het Nederlandse onbehagen, 1991) RA: 'Heb jij dat geschreven, Herman? Nou, Cruijff is bepaald niet gewoon en wordt door heel Nederland bejubeld. Ik heb een hekel aan zulke uitspraken. "Je kop gaat eraf als je in Nederland boven het maaiveld uitsteekt." Wat een onzin. Mensen die zulke dingen zeggen, hebben op de een of andere manier ergens kritiek op gekregen. Zelf vinden ze dat iets hebben gepresteerd en ze zijn vervolgens totaal verbaasd dat anderen dat helemaal niet zo geweldig vinden. En wat roepen ze dan? "In Nederland moet alles even gewoon zijn." Quatsch.' HP: 'Maar René, de media activeren toch altijd het gewone in mensen? Fanny Blankers-Koen is winnares van vier gouden medailles, maar wordt vooral getypeerd als de hard werkende huismoeder. Berry van Aerle wint met PSV de Europa Cup, maar AJAX MAGAZINE JUNI 1998 227

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 227