'Ik zou alleen nog graag een
O
voor op de pont hebben'
n
r
r
Gijs Hartog is veerman. Dat is in
Nederland een bijzonder beroep. Gijs
Hartog is ook Ajax-fan. Dat is in
Nederland niet bijzonder en zeker niet in
het pronte vissersdorp Spakenburg waar
naast de gelijknamige club de
IJsselmeervogels spelen, het Ajax van het
zaterdagvoetbal. Al was het alleen maar
omdat ze hetzelfde tenue hebben.
Gijs: 'Ik zag ze eens, het moet 1985 zijn
geweest, tegen Ajax voetballen op
"Birkhoven", het oude stadion in
Amersfoort. De Vogels wonnen met 2-1
van het grote Ajax van Rijkaard, Koeman,
Van Basten, etcetera. Voor ons was het
maar een matig genoegen en een heel klein
beetje juichen. En ik weet niet of het ermee
te maken heeft, maar Aad de Mos werd
kort daarna ontslagen.'
Terwijl hij vertelt brengt Gijs zijn pont met
voetgangers, auto's en een enkele boer van
de ene oever van de Eem naar de andere.
'Mijn liefde voor Ajax is begonnen in de
tijd dat Ajax driemaal de Europa Cup I
won. Ik was een mannetje van een jaar of
acht en diep onder de indruk van Cruijff,
Piet Keizer en Gerrie Mühren die toen
tegen Real Madrid de bal doodstil op zijn
wreef liet liggen. Naar een wedstrijd ging ik
voor het eerst toen ik veertien was, in 1978.
Het was tegen PSV, 2-0 voor Ajax en Ajax
daarna kampioen. Ik herinner mij van die
wedstrijd een weergaloze Simon
Tahamata.'
Vanaf die tijd ging Gijs met grote
regelmaat naar de wedstrijden en ook maar
de trainingen. Als tiener nog samen met
zijn oudere broer Renger, samen op de
Tomos-brommer naar de droomlocatie de
Meer.
'Die had nooit mogen verdwijnen,' zegt de
veerman. 'De Arena is een mooi stadion,
maar de Meer was Ajax. Nu zitten er
namaak-supporters en dan spreek ik nog
niet over de unieke grasmat die de Arena
nooit zal hebben. Na afloop van de
wedstrijden gingen we ook dikwijls naar
het restaurant waar je nog wel eens een
speler, ik bijvoorbeeld Cruijff, tegen het lijf
kon lopen. Dat kan in de Arena nooit
meer. Wij, enkele vrienden en ik, volgen
ook de Al, waar we de talenten aan het
werk zien. Door de vele buitenlandse
aankopen stromen die niet meer zo simpel
door als vroeger. Gelukkig hoorde ik dat
Hosé, Douglas en Van der Meyde - een
type voetballer zoals Ronald de Boer - een
contract(je) hebben gekregen. Als het kan
gaan we ook naar de oefenwedstrijden. Zo
was ik deze zomer met een vriend naar De
Lutte, in Twente. Toen we daar
aankwamen bleek de wedstrijd tegen Be
Quick '20 uitverkocht. Toch gingen we in
de rij staan en toen we bij de
kaartjescontroleur kwamen zei ik: dit - en
ik wees op mijn vriend - is een broer van
Van der Sar. Er zouden in de
bestuurskamer twee kaartjes voor ons klaar
liggen. De betreffende vriend lijk
inderdaad op Van der Sar (gecontroleerd
en waar bevonden, TR), dus de man pakt
zijn mobiele telefoon en belt met de
bestuurskamer. Alhoewel ze ook daar van
niets wisten, werden we met veel egards en
een kop koffie ontvangen en kregen ook
nog prima plaatsen.'
Aan de overkant van de rivier arriveert een
kleine vrachtbus met een mini-shirt van
Feyenoord achter zijn voorruit. 'Zullen we
die maar laten staan of dubbel laten
betalen?' vraagt Gijs. De man wordt
uiteindelijk keurig en zonder verder
commentaar overgezet.
'Ja, de spelers. Mijn favoriet is Jari
Litmanen, die scoort altijd in belangrijke
wedstrijden. Hij is het cement van het
elftal. Als hij er niet bij is, gaat het altijd
minder. Maar ik zie ook graag Ronald en
Frank de Boer, misschien wel de beste
verdediger ter wereld. Ik zou hem niet
willen ruilen voor Maldini. En natuurlijk is
Van der Sar ook een man van wereldklasse.
Tot mijn schrik werd op de televisie
gemeld dat de Gebroeders, in ieder geval
Ronald, dreigen naar Barcelona te gaan.
Dat zou een ernstig verlies zijn, zij vormen
het hart van Ajax. Ze gaan dan wel naar
Van Gaal, die ik de grootste trainer aller
tijden vind. Morten Olsen is ook goed,
maar blijft hij het Ajax-systeem wel volgen?
En tenslotte hoop ik dat Aron Winter nog
eens terugkomt, een man die altijd is
onderschat.'
Gijs kijkt voor zich uit, over het eindeloze
vlakke land.
'Soms spijt het mij wel eens dat ik niet op
zondag naar een wedstrijd kan, want de
zondag is in Spakenburg een rustdag. Denk
aan Jaan de Graaf die nooit op zondag
voetbalde en daarom ook een aanbieding
van Ajax naast zich neerlegde. Dat was nog
in de tijd van Jaap van Praag. Zondags ben
ik organist bij de kerkdienst. Ik had, zo
bleek, aanleg en via familie rolde ik erin.
Nu heb ik nog steeds les. En door de week
ben ik, zoals je ziet, veerman. Ik ben dat
graag, want het is een vrij beroep, altijd
buiten, nooit gezeur met een baas en veel
vrolijke ontmoetingen met passanten. Ik
moet er niet aan denken in zo'n
kantoorgebouw van de ABN/AMRO te
zitten.'
Aan de stuurhut op de pont en aan zijn
tenue is te zien dat hij een fervent Ajax-
man is: 'Ja, dat is mijn grote liefde. Ik zou
alleen nog graag een Ajax-vlag voor op de
pont hebben. Kun jij dat verzorgen?'
Tekst: Thomas Rap
196
AJAX MAGAZINE JUNI 1998