as j M £af door David Endt illustratie Thijs Damsma 1HI ^■r Van zo dichtbij kon ik de spieren over zijn kuit zien wandelen. En ik rook de massage olie die de spieren accentueerden. Klik- klak op het asfalt. Puma-schoenen en rode kousen. Afgezakte kousen. Daardoor zag je, anders dan op zondag bij de wedstrijd, die kuiten met daarop wandelende spieren. De voetballer droeg een postzak gevuld met ballen. Witte baller^ waarvan de verf gebarsten was. Dat wist je, want je had al vaak bij de heg gestaan en de training bekeken. Dus je wist hoe die ballen die nu nog in die postzak zaten, eruit zagen. Hij had altijd een zonnig gezicht. Niks erg, om die ballen te moeten dragen. Fijn, trainen. Nooit zaten er zorgen in dat hoofd dat blaakte van gezondheid. Hij had ook een gezond accent. Een zangerig noord- Nederlands kwam uit zijn mond en dat paste goed bij die man. Ik wist het wel, hij was onderwijzer. Hij was onderwijzer op de Marius Bauer-school, niet zo ver van waar ik woonde. En zijn flat was ook al in de buurt. De Voetballer woonde in de Maassluisstraat. Ik reed er; wel eens op de fiets naar toe om in het voorportaal te zoeken naar het naambordje. K. Nuninga. Dat was Klaas Nuninga. Een voetballende onderwijzer en eemonderwijzende voetballer. Bij Ajax speelde hij met nummer 10, in de oude voetbalnummering paste dat op de rug van de linksbinnen. Maar aan Klaas Nuninga kon ik nooit goed zien of hij ook linksbenig was. Beide voeten waren gelijk. Een echte linksbinnen was hij ook niet. Linksbinnens bestonden niet meer met vier man voorin. Hij was ook geen middenvelder, in elk geval geen schakelspeler, en hi) was ook geen uitgesproken spits, de man die in de punt van de aanval de bal ontvangt en kaatst en dribbelt en giftig scoort. Klaas Nuninga was een Klaas Nuninga. Een voetballer die zich bewoog in de aanvalslinie. Soms een beetje links, soms een beetje rechts, maar het meest vlak in de buurt van - wat achter - de meest vooruitgeschoven midvoor. Die Cruijff heette en met nummer 9 speelde. Cruijff was explosief, speelde met drift, kon woeden als een stormpje, kon een verdediging als een laken openscheuren. Klaas scheurde niet, hij vouwde, ontvouwde, plooide en ontplooide. Hij was een filosofische voetballer, hij rêlativeerde het spel zonder afstand te nemen van de essentie. Stroomlijn en ritmiek. Hij speelde als zijn naam die je niet staccato kon uitspreken. 'Nuninga', dat vroeg om enige rust, zeker wanneer je aan het eind van de naam een noordelijke 'a' liet doorklinken. De bijna bedachtzame 'aaa' van 'aaa, zit dat zooo'. Hij voetbalde in evenwicht met zichzelf en zijn omgeving en in zijn bewegen straalde de liefde voor de techniek van het balspel. Soepele loop, mooi scorend. Met links, met rechts, met het hoofd, met links, met rechts, met hét hoofd. Op de tribune achter het doel aan de Diemenzijde noemden ze hem een gentleman-voetballer. En dat was hij ook, zag ik zelf. Klaas Nuninga maakte geen overtredingen. Hij liet het voetbal om hem heen stromen zonder voor rotsblokken te zorgen. Ongetwijfeld zal hij wel eens een overtreding gemaakt hebben. Misschien een geval van obstructie; heel onwaarschijnlijk, maar heel misschien toch wel een duwtje in de rug of een gehaakt pootje. Ik kan mij het niet herinneren en dat houd ik zo. Een gentleman-voetballer. Met dat zonnig blond gezonde gezicht aaide hij de bal onder controle en speelde de bal meteen dooriZijn passing was afgemeten, hij gaf de bal de juiste snelheid, mooi in de loop van Keizer, Cruijff of Swart. Dat waren de drie musketiers van Ajax. Hij was de vierde, de aristocraat, de musketier met de goede manieren die het floret best doeltreffend kon gebruiken maar steeds met natuurlijke charme, verfijnd. Een mooie voetballer die uit Groningen kwam. Hij speelde in Winschoten, later bij Be Quick en bij GVAV. Las ik. Maar ik kon mij niet voorstellen dat hij ooit niet een Ajax-speler was geweest. Nuninga's op techniek en inzicht gebaseerde spel paste precies in de Meer en het paste precies in de schema's van de drie musketiers om hem heen die hij met een passje hier, een passje daar met elkaar verbond. Dat hij op een dag bij Ajax weg moest, deed pijn. Welke speler zou zijn nummer tien kunnen dragen? En waar anders zou hij kunnen aarden? Zondagmiddag twee uur zou nooit meer hetzelfde zijn. En ze hebben na zijn vertrek het aanvangsuur dan ook een half uur verlaat. Het moderne voetbal maakte van de vierde aanvaller een derde middenvelder. Met Klaas Nuninga verdween ook het type Nuninga, al werd zijn uiteindelijke opvolger ook een gentleman-voetballer, een speler waar Klaas zelf met genoegen naar zal hebben gekeken: Gerrit Mühren. De training is afgelopen. Boven de rode afgezakte kousen wandelen de spieren onder de huid. Minder geprononceerd want de huid heeft massage-olie opgenomen. De voetballer zwaait met een zonnig blond gezond gezicht de postzak met witte, gebarsten ballen over zijn schouder en zijn Puma-schoenen klik klakken over het asfalt, van de heg naar de kleedkamerdeur. Niks erg om die ballen te dragen. Heerlijk getraind. Op de fiets terug naar huis, rijd ik langs de Maassluisstraat. Daar weet ik hem te wonen. Klaas Nuninga. Het werk van Thijs Damsma is te bezichtigen bij Galerie Peter Bax, Singel 82, 8601 AM Sneek AJAX MAGAZINE JUNI 1998

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 183