Heimwee
naar de pislucht van de Meer
Peter Bego
De schelmen
koning is
Ajax in
de Arena
door Maarten Moll
Het seizoen 1996-1997, voor Ajax ondanks het bereiken van de
halve finale van de Champions League een van de slechtste in de
geschiedenis, leeft meer voort als het laatste onder Louis van
Gaal dan als het eerste in de Amsterdam Arena. Zo niet voor
Peter Bego, auteur van de monografie 'De schelmenkoning is
dood', waarin een sterk persoonlijk getint verslag wordt gedaan
van Ajax' eerste jaar 'van een ballingschap waaruit geen
terugkeer mogelijk is'.
Vroeger, en dat is nog niet eens zo lang
geleden, kon je nog gewoon naar het
voetballen. Op een landerige zondag, de
zaterdagkranten gelezen, dacht je opeens:
hé, waarom niet naar het stadion
vanmiddag? Je belde om twee uur een
pmend en sprak om even voor half drie af
voor de poorten. De poorten van de Meer,
wel te verstaan, om te gaan kijken naar
Ajax. Dat kon toen nog. Want het kwam
niet zo heel vaak voor dat het uitverkocht
was in Amsterdam-Oost. Met elfduizend
kaartjeskopers kijken hoe Den Bosch werd
vernederd (niet de wedstrijd van de
omhaal), hoe de boeren (nog niet de
Superboeren) werden weggespeeld. Met
z'n allen heel hard lachen toen Boogers van
FC Utrecht de bal over Menzo lobde en de
bal met een grote stuit precies op de lat
belandde.
Wat Ajax in het Club Card-loze tijdperk
deed was mooi en goed voetballen. Het was
het werk van elf voetballers, niet van het
stadion. En er zaten mensen die van
voetbal hielden en naar voetbal kwamen
kijken.
Ook dit seizoen speelt Ajax bij vlagen mooi
en goed voetbal, al is het in een ander
stadion. Het eerste jaar van Ajax in dat
andere stadion is het onderwerp van het
onlangs verschenen De schelmenkoning is
dood - Ajax in de Arena door Peter Bego.
Het is in dit boek niet zozeer het spel van
de pas verhuisde Amsterdammers als wel -
189 pagina's lang - de ondeugdelijkheid
van het nieuwe onderkomen waarop de
aandacht van de volgens de flaptekst in de
Watergraafsmeer geboren auteur zich
richt. Het 'knusse' stadion de Meer zet hij
af tegen het 'kille' theater dat Amsterdam
Arena heet.
De schelmenkoning; dat was Ajax in het
kleine stadion de Meer, van waaruit
Europa Cups werden veroverd. Ajax was
het geheim waar de grote multinationals,
die voetbalclubs al heel lang zijn, naar
kwamen zoeken. Bego betreurt de
verhuizing uit de Meer: 'Onze voorzitter
noemt het geheim dat hij hoedde
kneuterigheid.'
Maar de Meer is dood, Ajax is verhuisd en
niemand is gestopt met ademhalen. Ook
Peter Bego niet. Op een dag in september
1996 loopt hij over het gras, omgeven door
de ruïnes van de Meer. Hij raapt steentjes
op en stopt die in zijn zak. Hij beschrijft
die steentjes als 'relikwieën zonder
certificaat.'
En dat is jammer. Zo'n typering is over de
top. Natuurlijk heeft Bego gelijk als hij de
Arena bestempelt als een theater. En het zal
best waar zijn dat nu uit het hele land
dertigduizend nieuwe supporters naar Ajax
komen kijken die hij, en andere oude
supporters, de bekende yells moet leren.
Hij beschrijft deze apocalyps als volgt: 'Ik
krijg een beeld van bruiloftsgasten die
schouder aan schouder van een stencil
zingen.' En ongetwijfeld is de sfeer van het
A I AX MAT. A7INIF MAART/APRII