De Ajax-trui Mijn moeder breide vroeger mijn truien. Het liefst in een donkere kleur en met een col. Zwart vond ik mooi. En blauw, donkerblauw. Coltruien waren, vooral wanneer ze van een dikke kwaliteit wol waren, fantastisch om naar school te dragen. Die truien waren stoer, ze maakten je sterk en breed. Mijn broer had een hele gave. Zwart met op de borst twee horizontale strepen. Mijn broer was er uitgegroeid dus 'leende' ik hem wel eens. Hij maakte stoerder en sterker en breder. Ook omdat hij van mijn broer was. dat geen trainingspak er tegenop kon. In de winterperiode droegen ze ze allemaal. En hij stond iedereen voortreffelijk, vond ik. En toen ik op een mooie stormdag voor het eerst meetrainde met het tweede elftal van Ajax, kon ik de trui aanraken. Alle spelers van het B-elftal hadden zo'n trui. Het mooist stond hij Sjoerdje Ruiter. Zijn smalle, bleke koppie werd gedragen door die brede beschermende col en de trui goot Sjoerdje in een sterk harnas. In de koude avondlucht filterden de voetballers hun adem door de wollige hals naar zichtbaarheid. Het dragen moest een genot zijn. Ik zag het nu van heel dichtbij, het was de mooiste trui, zonder schurend merkje in de nek, zonder een storend merkteken op borst of mouw. Alleen een in de omgeslagen kraag geborduurd nummer zorgde voor een afwijkende kleur. En dat nummer maakte de Ajax-trui volkomen, uniek. Het was de trui der truien! Die donkerblauwe trui bleef echter uit mijn handen. Toen ik bij Ajax kwam voetballen, werden de truien niet meer besteld, ze zaten niet meer in het pakket van trainingsspullen dat aan het begin van elk seizoen werd uitgereikt. Ik was jaloers op de Ajacieden die ooit de trui wel hadden gekregen. En naarmate de jaren voorbij gingen, verdween de Ajax-trui uit de kleedkamer. Zouden de bezitters zich realiseren wat een pracht-kledingstuk zij in bezit hadden? Ik geloofde het niet. Ik wist dat wel, zelfs zonder bezitter te zijn van die Ajax-trui. Tenminste, ik meende het te weten. Mijn te grote bescheidenheid weerhield mij ervan bij mijn trainer naar die trui te vragen. Terwijl die vraag mij toch op de lippen lag. De kans was klein dat Ajax er nog eentje had liggen, maar je wist het nooit. Had ik het maar gevraagd, dan wist ik dat nu in elk geval zeker, dan had ik, misschien, zo'n trui gehad, met mijn handen de wol kunnen voelen, ik had hem aan mijn onbedekte borst moeten koesteren. Ik zou hem hebben gedragen op de training en ik zou hem hebben gedragen op vakantie en ik zou hem hebben gedragen op de winteravonden, thuis. Ik zou de Ajax-trui hebben gekoesterd en hem niet hebben afgestaan aan het Ajax Museum. Daar is-ie te mooi voor, te mooi voor achter glas. De Ajax-trui. Aan mijn bast, echt, onverslijtbaar, tot aan mijn dood. door David Endt illustratie Thijs Damsma Mijn moeders truien waren ook heerlijk om mee op straat te spelen. Geen windjacks, regen- of winterjassen die je bewegingsvrijheid belemmerden, maar een soepele trui! Ik voetbalde met die truien. Voor de deur en op het pleintje op straat en ook op het gras. Graag stond ik met afmattertjeook wel afmartetje, op doel. Duiken op het natte gras. De trui bood optimale bescherming en op een zwarte of donkerblauwe trui zag je de moddervegen pas wanneer die opgedroogd waren. De truien waren een tweede huid. Toen ik met steeds grotere regelmaat naar de trainingen van Ajax fietste om de tintelende generatie van Johan Cruijff, Ton Pronk, Piet Keizer, Sjaak Swart, Klaas Nuninga en Gert Bals te zien, kwam ik erachter dat ze bij Ajax ook een voorliefde voor truien hadden. Echt, de Ajax-trui was de mooiste, de meest begeerlijke trui die ik ooit zag. Om daarin te kunnen trainen! Soms droom ik er nog van dat ik op een mooie dag met zo'n trui wordt verrast. De Ajax-trui was donkerblauw en de wol was zo dik

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 227