Wim: Hoe oud zijn deze jongens?
BobZestien tot achttien.
Johan: Maar Jari, daar komt het probleem,
die Ajacieden hebben in de competitie qua
voettbalvermogen zoveel meer in huis dan
de rest, dat ze dat heel gemakkelijk kunnen
uitspelen.
Jari: Maar de Finnen hebben alleen maar
de mentaliteit en één goede speler.
Danny: Er lopen bij de Al toch wel vier,
vijf goede spelers rond, hoor. Daaronder,
bij Johnny, is het wat minder.
Simon: Wij hebben nu met Standard twee
wedstrijden tegen Ajax gespeeld. Die
hebben we allebei gewonnen. Door het
fysieke, niet door de voetbalkwaliteiten.
Foto: Frans Flemelrijk
Jari: Zo is het ook met Finnen. Fysiek
sterke jongens. Over vijf jaar hoor je niets
meer van ze.
Danny: Ik zie niet zo'n probleem. Je moet
er wel aan werken, maar uiteindelijk is
onze kracht dat we altijd van het voetballen
uitgaan. Dat mentale, daar moet je aan
werken. Je moet ervoor zorgen dat er van
de tien die het in potentie kunnen halen,
niet negen afvallen.
Jari: Nederlanders zijn tactisch veel sterker
dan de voetballers in de meeste andere
landen.
Danny: En technisch is het gelijk, maar
mentaal zijn bijvoorbeeld de Italianen
sterker. Wij hoeven hier toch niet te
vechten? Nederlanders denken veel meer,
zijn veel avontuurlijker, terwijl Italianen en
Spanjaarden dat ene doel hebben. Om te
ontsnappen uit een bepaald leven en dat is
het voor hen.
Jari: Een Nederlander vraagt zich eerst af
waarom hij iets moet doen.
Danny: En vijf of tien jaar later doe je daar
je voordeel mee. Maar er vallen er ook af,
daardoor. Daar moet je een balans in
vinden.
Is er iets te zeggen over een verschil in het
type voetballer dat door de generaties heen te
ontdekken valt? Zijn voetballers van nu
andere voetballers dan toen?
Bob: Je kunt voetballers uit verschillende
perioden niet met elkaar vergelijken. De
vraag wordt vaak gesteld wie er beter was,
het gouden Ajax van de jaren zeventig,
bijvoorbeeld, of dat van de jaren negentig,
maar dat kun je niet zeggen, ook al ga je er
uren over zitten filosoferen. In elke
generatie had je fantastische voetballers en
er liepen ook altijd van die lulletjes rond.
Tegen die lulletjes riep je: vroeger had je
houten schepen met ijzeren kerels. Dat
sloeg nooit op een hele generatie.
Piet: Misschien is er in mentaliteit geen
verschil, maar toch zijn er wel verschillen
aanwijsbaar, zeker in de uitoefening, de
manier van spelen. Vroeger waren de
spelers, laat ik het maar zo zeggen,
eenzijdiger. Voetbal-technisch was het
eenzijdiger. Wij waren niet
multifunctioneel, wat nu veel vaker
voorkomt. Gelukkig is het niet altijd het
geval, maar het komt wel veel vaker voor.
Er wordt in deze tijd ook meer van de
spelers geëist. Spelers moeten wat meer
kunnen en wat meer doen dan dertig jaar
geleden. Wim was in eerste instantie een
verdediger, ik was een aanvaller en Nees
was typisch voor een middenvelder, die
had van alle twee wat. Die hing er wat dat
betreft tussenin, dat was de schakel.
Wil je daarmee zeggen datje nu over het
algemeen overal middenvelders ziet
rondlopen?
Piet: Nee, dat bedoel ik beslist niet. Ik zeg
dat de verdedigers meer ontwikkeld zijn als
aanvaller, dat ook moeten zijn, zoals ook
aanvallers meer zijn toegespitst op het
verdedigen.
Hoe zit dat dan, Piet,
met de in jouw
glorietijd ontwikkelde
term en het systeem van
het totaalvoetbal, dat
juist door de
multifuncionaliteit van
spelers gekenmerkt werd?
Piet: Dat is ook zo'n
beetje de omslag
geweest. Toen is het
begonnen. Maar ik
spreek ook over een
periode van een jaar of
zeven, acht daarvoor nog.
Toen is het gaan groeien
en naderhand is het een
heel eigen leven gaan
leiden. Totaalvoetbal op
zich betekent naar mijn
AJAX MAGAZINE FEBRUARI 1998