Mister Ajax
'Stoppen?' Ik keek omhoog en keek in de donkere ogen van mijn
trainer. Zijn stem klonk donker, serieus. Zoals zo vaak. Die stem
vroeg 'stoppen?' maar zijn ogen zeiden iets anders. Zoiets als
'Davy, je laat ons toch niet in de steek, hè, je zet toch wel door,
snuiter?!' Ik voelde aan mijn neus. Even daarvoor was ik hard in
botsing gekomen met een speler van FC Amsterdam. Het was alsof
mijn neus gebroken was en ergens in mijn hart klonk een teken
van opgave. Het regende, het was koud en hier lag ik op de grond
op dat natte kille gras. Opgeven? Doorgaan? Ik zag die ogen. En
dacht aan de man wiens ogen zo doordringend naar mij keken.
door David Endt
Het was mijn trainer. Een man uit hard hout gesneden. Een man
die alles van je eiste maar die ook alles voor je over had. Wanneer
je je stinkende best deed, tijdens de training of tijdens de wedstrijd,
dan kon er weinig stuk. Je wist dat je kon voetballen, anders
speelde je niet bij Ajax. Maar, liet de trainer merken en voelen,
Ajax-kwaliteit was meer dan alleen maar tegen die bal schoppen en
koppen. Meer dan dribbelen, kappen, draaien en goochelen met de
bal. Voetbal was ook karakter, doorzettingsvermogen,
opofferingsgezindheid, strijdlust, acceptatie, kameraadschap.
Voetballen bij Ajax betekende steeds dat stapje meer, spelen met
een Ajax-gevoel.
En omdat het met dat voetbal wel goed zat maar dat beetje extra
soms ontbrak, hamerde die trainer daarop. Hij wees ons op de
schoonheid van het voetbalvak. Het mooiste vak was dat. Maar het
was wel een vak en om daar - hij wees naar het stadion - te komen,
moest er geknokt worden.
Ging dat allemaal door mij heen, toen ik daar met proppen watten
in mijn neus op de grond lag? Ik weet het niet. Maar ik weet wel
dat ik niet toegaf aan het teken van mijn hart maar luisterde naar
wat de ogen van die man zeiden. 'Doorgaan,' mompelde ik, en ik
stond op, veegde mijn mouw langs mijn bebloede kin en voetbalde
verder. Na de wedstrijd was de schouderklop van mijn trainer
genoeg. Woorden waren niet nodig, ik begreep de boodschap.
De man met de donkere stem en de donkere ogen was een echte
Ajax-man. Hij was tegenover het Ajax-stadion geboren en hij had
als jongetje voor Ajax gevoetbald en hij had, ook door zijn goede
instelling, het eerste elftal van Ajax bereikt. Later was hij trainer
geworden en als trainer van de A-junioren zag ik hem voor het
eerst van dichtbij. Ons schoolelftal mocht tegen de Al van Ajax
spelen, op het trainingsveld voor het stadion. Het regende dat het
goot en Ajax was, zoals verwacht, veel beter. We stonden met 6-0
achter en er was nog een kwartier te gaan. Ondanks de grote
voorsprong was de trainer niet tevreden. Hij wilde meer. Zijn
jongens moesten 7-0, 8-0 en als het kon 9-0 maken. Ook tegen een
schoolelftal. Alles geven, altijd en overal. Ik hoorde hoe zijn
aanwijzingen over het veld klonken. Ik was geïmponeerd door het
spel van mijn tegenstander en door de houding van die trainer. Dit
was dus het echte voetbal. Op dat moment liet niets in mij de
droom toe ooit hier te mogen spelen. Maar drie jaar later was het
diezelfde trainer die zich over mij heenboog op dat koude natte
veld en wiens ogen zeiden: doorgaan.
Bob Haarms was toen Meneer Haarms voor mij. Nu mag ik Bob
zeggen maar dat doe ik nog steeds met respect. Wat wil je? Vijftig
jaar is-ie lid van onze club. Vijftig jaar brandt er een rood-witte
vlam in dat hart en vijftig jaar is-ie bezig voor die club. Hij heeft
alles meegemaakt en nog nooit heeft een haar op zijn hoofd eraan
gedacht om weg te gaan. Bob is Ajax. Een man van weinig
woorden, maar van tomeloze inzet. Een man die kunde aan vlijt
paart. Een man die nooit, nóóit loskomt van zijn Ajax.
In 1990 liet ik een kennis uit El Salvador, een ex-voetballer en nu
journalist, het Ajax-stadion zien. Het was volop zomer en er
heerste complete rust rond het stadion. Niemand aanwezig. Of
toch? Bob. Hij vond twee weken zonder Ajax al lang genoeg en was
in de catacomben bezig om materiaal te rangschikken. Bob
schudde 's mans hand, sprak met zijn donkere stem een
welkomstwoord uit en reikte hem een souvenir aan.
Zonder uitleg begreep mijn Salvadoriaanse kennis wie of wat Bob
Haarms was: 'He must be Mister Ajax.
Foto: Louis van de Vuurst
AJAX MAGAZINE JANUARI 1998