standbeelden na hun dood. Ik weet niet waarom, dat is nu eenmaal zo. De gedichten in Dood op de schoen brengen het leven van drieënvijftig voetballers terug tot enkele regels. Dat is niet veel. Toch lukt het Willemsen vaak om een beeld van zo'n speler op te roepen dat langer blijft hangen dan een biografie van duizend pagina's. Zo weet ik nu wie Andro Knel was, en dat wist ik niet voor ik dit gedicht gelezen had: revelation time midden in het seizoen was hij weg van sparta waar ik vaak ging kijken nnar nac dat ik te ver weg vond ik miste het loopje en het rastahoofd ik miste het wapperende shirtje ik miste de onbedoelde overtredingen als het spel wat sneller was dan hij toen het kleurrijk elftal verging dacht ik aan die keer bijfeyenoord dat van der niet hem rood gaf en hij met kamerbrede lach de kuip verliet het was tenslotte koud en februari en thuis wachtten bob marley peter tosh en revelation time Ik vind dit een van de beste gedichten uit het boek, omdat het niet gaat over de dingen waar iedereen aan denkt bij u*tu ff 'Dood op de schoen' is geïllustreerd door Corneille voetballen: goals, kampioenschappen, een mooie omhaal, blessures, transfers, glimmende bekers, al die dingen die er eigenlijk weinig toe doen, als je ze zet naast het lot van Andro Knel, een jonge speler, misschien niet een van de talentvolsten, misschien toch op weg naar een mooie carrière, maar we zullen het nooit weten want hij werd maar tweeëntwintig. Een van de dingen die me ergeren aan het voetbal van tegenwoordig, behalve de hysterische sfeer die eromheen hangt en de vette baklucht van het grote geld die er vanaf slaat, is dat er bijna niemand te Ruud Terlouw (uiterst rechts) en de filmster Jayne Mansfield, voor de aftrap van Sparta- DOS (1957). Voor aanvang van de wedstrijd krijgt Sparta- aanvoerder Terlouw een zoen van de Amerikaanse vamp, en loopt vervolgens tweemaal drie kwartier verdwaasd over het veld. Hij krijgt de schuld van de grootste nederlaag die Sparta sinds jaren op eigen veld moet incassseren: 1-7. Jayne Mansfield stierf in 1967, Rinus Terlouw in 1992. vinden is die kan vertellen waarom voetbal het mooiste spelletje ter wereld is. De besprekingen van de experts voor elke wedstrijd zijn pijnlijk onbenullig, de interviews met de spelers na afloop zijn nog erger, en ook experts als Barend en Van Dorp, Hans Kraay sr, Willem Kieft en dergelijke maken me niets wijzer. Wat ik bijvoorbeeld zou willen weten: hoe voelt het als je contract afloopt en er is geen nieuwe ploeg die zich meldt; wat gaat er door je heen als je een slager van een verdediger op je af ziet stormen terwijl je net hersteld bent van een slepende enkelblessure, waarom gaat een wereldploeg als Feyenoord in zee met Leo Beenhakker, terwijl zoveel goede trainers staan te trappelen om bij de Rotterdamse club te werken; wat bezielde Cruijff om zijn eigen zoon in de selectie van Barcelona op te nemen, en wat voelde hij toen hij hem voor het eerst opstelde (was hij misschien even goed van vertrouwen als de redactie van dit blad, die een boek laat bespreken door de redacteur die het boek zelf gemaakt heeft?). En waar ik al meer dan twintig jaar nieuwsgierig naar ben: waarom schopte op die donkere novemberavond ergens midden jaren zeventig, op mijn eerste training met het tweede elftal van W Kogelvangers, terwijl ik kreunend op de grond lag na een tackle die ik niet had zien aankomen, een van mijn ploeggenoten de bal tot drie keer toe hard in mijn gezicht? Vond hij dat ik niet kon voetballen? Vond hij dat ik niet in de ploeg hoorde? En waarom zei de trainer niks? Achteraf ben ik er wel blij om. Ik ben er al lang achter dat ik meer begrijp van gedichten dan van voetbal, en als ik daar iets meer van wil weten kan ik altijd nog Dood op de schoen erop naslaan. We mogen Eddy Hartmann, de laatste bezongen voetballer in het boek, er wel dankbaar om zijn dat hij indertijd besloot Chris Willemsen geen profcontract aan te bieden. Deze gedichten waren er anders nooit geweest, want voetballer én dichter zijn, nee, dat gaat nou eenmaal niet. Chris Willemsen: Dood op de schoen, voetbalgedichten. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam. ISBN 90 6005 660 4, prijs: f24,50 AJAX MAGAZINE JANUARI 1998 235

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 235