werd helemaal redeloos,
reddeloos en radeloos van me
Eusebio
Ton Pronk is al weer jaren hoofdscout bij
Ajax. Nog veel langer is hij lid van de rood-
witten. Vanaf het seizoen 1960-'61 tot en
met zeven wedstrijden tijdens het seizoen
1969-70 speelde hij in het eerste.
Negentien keer kwam hij uit voor Oranje.
De eerste keer in 1961, de laatste keer in
1969.
'Ik ben opgegroeid in Amsterdam-Oost.
Mijn buurjongen was Cor van der Hart,
wiens opvolger ik later in het Nederlands
elftal geworden ben. Mede dankzij hem
was ik al op negenjarige leeftijd bij Ajax
aangenomen. Een jaar later mocht ik pas
echt meedoen. Tien jaar was toen nog de
minimumleeftijd om lid van een club te
mogen worden.
Zoals bijna elk jongetje was ik het liefst
aanvaller, rechtsbinnen in mijn geval. Je
merkt het ook nu nog: de meeste tips die ik
binnenkrijg over talenten betreffen
aanvallers. Onder Jany van der Veen ben ik
omgeschoold via een middenveldpositie
tot verdediger. Dat deed hij vaker. Theo
van Duivenbode en Wim Suurbier zijn ook
zo van linksbuiten en rechtsbuiten backs
gemaakt. Zijn opvatting was - en ik deel
die visie - dat verdedigers die
oorspronkelijk aanvallers zijn iets extra's
toevoegen. Ze-hebben techniek en zijn
offensief gericht. En dat is precies wat het
spel van Ajax vereist. Ik ben ook altijd een
offensief ingestelde en technische
verdediger geweest. Ik was geen
houthakker. Ik probeerde altijd een
voetballende oplossing te vinden. Mijn
slidings waren ook nooit balwerend, maar
altijd balveroverend. Ik verdedigde puur
op techniek. En zo scout ik ook. Zo heb ik
destijds ook Van Gaal geadviseerd om
Reiziger terug te nemen en om te scholen
tot verdediger: een jongen met techniek en
aanvallende impulsen. Het is wel zo dat
degenen die op techniek verdedigen wel
eens een foutje maken. Zoals je dat vroeger
nog wel eens bij Frank de Boer zag en
onlangs bij Oliseh in de uitwedstrijd tegen
Udinese. Dat is ook de reden dat ik
uiteindelijk niet het eerste grote
hoogtepunt uit de geschiedenis van Ajax
heb meegemaakt: het winnen van de
Europa Cup op Wembley. Ik speelde de
verloren finale in 1969 tegen AC Milan en
daarna vond Michels het nodig het roer
om te gooien. Er moest meer hardheid,
meer fysieke kracht in het elftal komen in
zijn ogen en dat ging ten koste niet alleen
van mij, maar ook van Theo van
Duivenbode, Bennie Muller en Klaas
Nuninga. Ik had nog een contract voor een
jaar en ik had in het seizoen 1968-'69 goeie
prestaties, topprestaties geleverd en niets
wees er dan ook op dat ik moest
verdwijnen. Dat had Michels ook laten
blijken, maar ineens sloeg hij om als een
blad aan een boom.
Ik ben toen nog wel een tijdje bij Ajax
gebleven om uiteindelijk mijn carrière bij
FC Utrecht, dat net als fusieclub ontstaan
was, te beëindigen. Maar ik voel het nog
steeds wel als een gemis dat ik als speler
nooit met die Cup met de grote oren in
mijn handen heb gestaan. Temeer daar ik
toch jaren tot dat elftal heb behoord dat de
grondslag heeft gelegd voor het succesrijke
Ajax, zelfs tot het Ajax van nu.
Daarom is mijn hoogtepunt, mijn moment
de beslisingswedstrijd in Parijs tegen
Benfica.
De eerste wedstrijd, thuis, in de sneeuw,
verloren we kansloos met 3 -1Terwijl we
juist dankzij die sneeuw dachten die
wedstrijd in ons voordeel te kunnen
beslissen. We dachten er dus veel te
gemakkelijk over. Twee weken daarna
gingen we naar Lissabon en niemand gaf
ons een kans. Michels was behoorlijk
ontstemd over de thuiswedstrijd. Ik kan
me goed herinneren dat we in de
kleedkamer van dat grote stadion - er zaten
zeker tachtigduizend mensen - van Michels
alleen de opstelling kregen en verder niks.
Geen praatje, geen tactische bespreking,
niks. Het was doodstil. Toen het belletje
ging dat we het veld op moesten zei hij
alleen: zoek het zelf maar uit. We kwamen
het veld op en speelden vervolgens een
fantastische wedstrijd. Twee doelpunten
werden afgekeurd alvorens we er drie
maakten. Vlak voor tijd maakte Torres hun
ene tegengoal. Op 5 maart volgde dan die
beslissingswedstrijd. Ik kan me nog
herinneren dat op de Middenweg
ellenlange rijen stonden van mensen die
een kaartje wilden. Sjaak Swart had wel
honderd bussen rijden. Die wedstrijd
speelden we zo goed, we domineerden de
hele wedstrijd het spel. Tegen een Benfica
dat toen een echte topploeg was, met
Coruna, Torres, Simöes en Eusebio. We
maakten alleen gedurende de reguliere
speeltijd geen doelpunten. Dat gebeurde
wel in de verlenging en toen was het hek
van de dam en wonnen we met 3-0. Ik kan
gerust zeggen, het is ook door anderen
gezegd, dat ik toen de man van de
wedstrijd was. Want ik schakelde Eusebio
volkomen uit. Die werd helemaal redeloos,
reddeloos en radeloos van me. En daarom
- hoe prachtig ook de wedstrijden tegen
Liverpool waren - is die wedstrijd mijn
hoogtepunt, mijn moment.'
Tekst: Klaas Vos
Q.
2
AJAX MAGAZINE JANUARI 1998