Hoewel Booby Haarms altijd heeft geprobeerd
een zekere afstand tot de hoofdtrainers te
bewaren lukte dat niet altijd. 'Vooral bij de
trainers uit het buitenland kreeg je al snel een
bepaalde band. Ze komen toch in een vreemd
land terecht. Ik probeerde ze daarom altijd meteen
een beetje wegwijs te maken in Amsterdam. Met
Ivic ging ik bijvoorbeeld naar het Waterlooplein.
Je zou kunnen zeggen dat ik alles met ze heb
gedaan, behalve naast ze geslapen.'
Bobby Haarms in zijn rol als de beul. Iedere geblesseerde speler, of een speler
met een conditionele achterstand, moet eerst langs het station Haarms voordat
hij weer met de groep mee mag trainen. 'Ik heb Rijkaard onder handen gehad toen hij in 1994 bij Ajax terugkwam. Na een weekje flink beulen bij mij was hij
klaar om zich bij de groep te voegen. Ook Sonny Silooy was een vaste gast van me. Die jongen heeft veel pech gehad, maar hij wist zich na elke blessure weer
terug te knokken. Op de foto draagt Silooy mijn beroemde canvasvest. Dat is een vest gevuld met zand, zeven kilo zwaar. Ik kan je vertellen dat het geen pretje is
om daarin te trainen. Een voetballer is bij mij na een training verantwoord kapot. Maar de speler voelt zich ook per dag sterker worden. Ik kan wel zeggen dat ik
óók na iedere training kapot ben. Maar mijn lijf protesteert nog niet. Tot nu toe is iedere training met een jongen een feest voor mij.'
Bobby Haarms maakte geestelijk zware tijden door in 1981. Hij kreeg van het
Ajax-bestuur te horen dat door de aanstelling van Kurt Linder als
hoofdtrainer en Aad de Mos als zijn assistent er geen plaats meer was voor
hem bij het eerste. De 'verbanning' duurde drie jaar. Trainer Johan Cruijff
bedong bij zijn aanstelling bij Ajax dat Haarms terug moest komen bij Ajax.
'Ik wil over die periode niet te veel zeggen. Het bestuur dacht dat het beter
was voor Ajax een andere weg in te slaan. Dat heb ik altijd gerespecteerd. Ik
heb me daarom in die tijd en ook later niet negatief in de pers geuit. Ik zou
mijn club kunnen schaden en dat was het laatste wat ik wilde. Maar ik kan
wel zeggen dat ik dolblij was toen Johan me belde en me vroeg terug te
komen. "Je hoort bij Ajax," zei hij. Johan was trouwens zowel op als buiten
het veld een kanjer, een heel sociaal mens. Toen ik hem bijvoorbeeld vroeg
of hij in het restaurant van mijn vrouw de Beaujolais-presentatie wilde
doen, zei hij meteen ja.'
190
AJAX MAGAZINE JANUARI 1998