door David Endt illustratie Thijs Damsma
'Sjakie'. Niemand kon die naam zo warm,
zo vol van tederheid, kortom zo mooi
uitspreken als de moeder van mijn
buurvriendje. De familie Lettinga kwam
uit Oost en Oost had alles te maken met
Ajax. Haar zoontje, met wie ik elke dag op
straat voetbalde, speelde bij DEC, ook een
echte Oost-club. Toch was mevrouw
Lettinga geen supporter. Ik geloof dat zij
nog nooit naar een wedstrijd van Ajax, laat
staan een andere club is geweest. Maar
'Sjakie' uit haar mond, los van adoratie
maar vol van genegenheid, betrof wel
degelijk de voetballer die heel Amsterdam,
heel Nederland kende als de rechstbuiten
van Ajax.
Sjakie die eigenlijk Sjaak, eigenlijk Jacques,
als artiest Paco en in later dagen De Oude
Meester heette. Sjakie Swart.
De rechtsbuiten met de mooiste, bruine,
benen. De voetballer die zo volkomen één
was met Ajax. Je kon je niet indenken dat
hij ooit voor een andere club had gespeeld
en dat hij ooit voor een andere club zou
spelen. Sjakie was meteen na zijn geboorte
in een Ajax-pyama gegleden en twee dagen
later had hij zijn eerste voetbalshirt van de
club gekregen om vier maanden later zijn
debuut in het eerste elftal te maken. Nooit
meer plaats maken voor een andere
rechtsbuiten.
Sjakie was van Ajax en was van Oost. En op
de tribunes kon je de handen op elkaar
slaan voor dat jonge jochie dat Cruijffie
heette of je kon een lied voor de
linksbuiten zingen of je kon je stem schor
schreeuwen voor de keeper in de gele trui
die een paar meter voor je stond. Maar
Sjakie had een plaats in je hart. Er was
maar één rechtsbuiten: Sjakie. En die plek
daar tussen Vak D en Vak E of in de hoek
aan de andere kant, die was van hem. Je
was zo gewoon aan zijn mooie stijl, dat je
je verbaasde over het onvermogen van
andere rechtsbuitens. Niet dat ze niets
konden, maar vergeleken bij Sjakie... De
een had van die ratelende beentjes.
Razendsnel zoefde die langs de lijn, als een
opgejaagd konijn. Dan Sjakie. Hij was ook
snel, maar hij was snel met elegantie. Hij
nam zijn grote passen wat sneller. Het
lichaam een beetje naar voren gebogen,
zonder krom te trekken. En wanneer hij
het standbeen-links naast de bal in de klei
had gezet en zijn trapbeen-rechts zwaaide,
stond hij weer rechtop, klaar om de
perfecte voorzet ('je hoeft er maar tegenaan
te lopen') na te kijken. Een andere
rechtsbuiten kon uit stilstand passeren,
onze Theo van Duivenbode even uit balans
brengen en een goede voorzet geven. Maar
Sjakie kon dat ook, kon dat beter. Kwestie
van het goede moment kiezen, kijken naar
de benen van de tegenstander en dan, zoals
ik hem het later heb horen noemen, het
jumpie voorbij de back. Balletje buitenom,
Sjakie links voorbij een verdediger die niet
wist waar hij het zoeken moest. 'Cor heeft
nog pijn in zijn nek van het omkijken.Er
waren ook bezoekende rechtsbuitens die
een doelpunt konden maken. Echt, ze
waren er. Ha, dan Sjakie. Die kon pegelen!
Ik dacht dat ik gek werd toen hij op een
novemberdag in 1966 de bal vanaf dertig
meter achter Eddy Pieters Graafland
knalde. Een onhoudbare beuk, kegeltje,
tegen Feyenoord. Zoals het hoorde want
het Ajax-hart van Sjakie beval hem juist
tegen de grote concurrent te doelpunten,
altijd. En na 1970 ging hij ook nog eens
met het hoofd scoren. Opduikend bij de
tweede paal, zwevend tegen Oost-Duitse
clubs met te scherpe noppen, inkomend bij
vrije trappen 'omdat ik toevallig toch die
kant op moest' tegen Portugezen.
Ik was een fan en als fan vroeg je wel eens
een handtekening. Die van Sjakie had ik al
een paar keer, maar je had er nooit genoeg.
En bij Sjakie voelde je de aandacht die je
als jongetje een klein kostbaar
onvergetelijk geluk kan bezorgen. Hij vond
het mooi om die handtekening te zetten.
Hij vond het mooi dat die kereltjes met de
plakboeken, bierviltjes en kladblaadjes
voor Ajax, zijn Ajax, waren. Sjakie was
altijd aardig. Je stond op dat moment niet
alleen tegenover Sjakie Swart maar je stond
zij aan zij met Ajax. Hij was de club. En als
je een knaak over had, kocht je bij de
Peugeot-stationcar van Ome Louis, de
vader van Sjaak, een vaantje of een foto.
Misschien heeft de moeder van mijn
buurvriendje eens een pakje sigaretten
gekocht in Sjakies winkel in de
Pontanusstraat. Mogelijk werd ze bij die
gelegenheid getroffen door die vriendelijke
ogen die haar ruimte gaven na de felle
discussie over de selectie van Oranje met
een vorige klant. Kling deed de sluitende
winkeldeur. 'Dag mevrouw, waarmee kan
ik u helpen?' De stem, vriendelijk en warm,
nodigde uit voor een nieuw en ander
gesprek.
En de moeder van mijn aanstaande
buurvriendje, die wel wist dat die Sjaak
Swart de voetballer van Ajax was maar die
nog nooit een wedstrijd had gezien, noemt
hem sindsdien 'Sjakie'.
Het werk van Thijs Damsma is te
bezichtigen bij Galerie Peter Bax,
Singel 82, 8601 AM Sneek
AJAX MAGAZINE JANUARI 1998