carrière je tegen zo'n trainer oploopt. Gebeurt dat, zoals bij Johan, als je al heel veel hebt meegemaakt, dan zal het je verder niet zo veel kwaad doen. Maar gebeurt het als je nog maar net begint, dan kan het je nekken. Piet: Wie was dat, Nees? Johan: Weisweiler. Piet: Die had je in Barcelona ook al gehad. Johan: Hij ging er daar na vijf maanden uit. Door toedoen van Johan en, naar hij later zei, ook van mij, omdat ik achter Johan bleef staan. Piet: Maar bij Michels heb je juist heel veel vertrouwen gekregen. Johan: Ja, ik kwam van RCH en in de oefenwedstrijden liet hij me heel veel spelen. Hij zei: je bent nog jong, je mag fouten maken. Wim: Hij wist toch wel dat Suurbier achter je stond. Dus kon je rustig je gang gaan. Johan: Als een trainer je haalt, haalt hij je omdat hij bepaalde kwaliteiten in je ziet die hij nodig denkt te hebben. Hij zal je dan eerder steunen, en langer waarschijnlijk. Michels gaf me dat gevoel. AJAX MAGAZINE JANUARI 1998 Danny: Maar dat kan alleen maar als de verschillen tussen de concurrenten heel miniem zijn. Dat idee blijf ik houden. Er is toch geen trainer die een speler op blijft stellen die voortdurend slecht presteert? Ook al heeft hij hem zelf gehaald. Piet: Maar zo werkt het toch wel. Het is onvoorstelbaar, maar zo is het. Danny: Dat is dan een zwaktebod eerste klas. Pure korte-termijn-politiek. Simon: Ik had geluk. Ik was er klaar voor, maar dan ben je er nog niet. Ik speelde in het tweede. Ivic vroeg aan Bob of hij nog een linksbuiten wist. Bob noemde mij en zo ben ik erin gekomen. Zeker in het begin heb je hulp nodig van een trainer. Je zult het altijd zelf moeten doen. Later heb ik in België Ivic opnieuw gehad, bij Standard. Ik moest weg bij Ajax, want het bestuur had Geert Meijer gekocht. Bob: Meijer was Wimpie twee keer voorbij gegaan en toen dacht het bestuur: die moeten we hebben. Wim: Kan je nagaan, dat hij mij twee keer voorbij ging. Dat is toch een prestatie. Simon: Voor mij was dat toen ook tussen en hij wist niet meer hoe er gevoetbald werd. Dick: In mijn tijd was hij wel goed. Maar als ik de geluiden uit '88 mag geloven waren jullie snel op hem uitgekeken. Danny: Het werkte gewoon niet. Dick: Ik denk ook dat wij meer zelf bepaalden hoe we speelden. Wim: Dat was bij ons ook. Kijk, ik speel zelf nooit een tien. Ook geen vijf, maar altijd een zeventje. Onder Knobel en Kraay speelde ik ook een zeventje. Ik werd er niet slechter van om onder hen te voetballen. Ik werd er niet beter ook van, maar dat kon ook niet meer, geloof ik. Jari: Het is wel een samenwerking tussen speler en trainer, vind ik. Van Gaal heeft mij zeker in het begin enorm geholpen. Later ook wel, maar toen had ik het misschien iets minder nodig. En zo heeft Johan Cruijff Danny geholpen. En Johan heeft in New York bij de Cosmos zelf problemen gehad met de trainer. Daaruit blijkt dat een trainer je ook kapot kan maken. Hij kan je ook erg helpen. Hij kan je zelfvertrouwen geven. Dat maakt je beter. Van Gaal heeft in het begin gezegd: dat doe je heel goed en dat doe je helemaal fout. Wim: Ik zat in die tijd van Johan ook in Amerika, in Los Angeles. Ik weet hoe dat ging. Johan kwam er niet naast te staan vanwege zijn kwaliteiten, maar gewoon omdat die trainer hem niet mocht. Het hangt er wel vanaf op welk moment in je Foto: Louis van de Vuurst Foto: Frans Flemelriik

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1998 | | pagina 159