wedstrijd in Amsterdam gezien. Wat een
primo tempo. Aaah, Aiacce! Natuurlijk zal
Udinese strijden en zullen ze niets cadeau
geven. Maar Ajax is Ajax... Het maakt je
een beetje trots en soms ook een beetje
ongemakkelijk. Blijf met beide benen op de
grond, ga niet geloven dat je een mythe
bent, we zijn een voetbalclub die steunt op
een magere 1-0 voorsprong. Er zal morgen,
dinsdag, keihard gevochten moeten
worden om de volgende ronde te bereiken.
De training op het terrein van de enige
voetbalclub die Gradisca rijk is, wordt
bekeken door een groot aantal
schoolkinderen. Voor deze speciale
gelegenheid (Ajax in de stad!) hebben zij
vrij van school gekregen. Louter de
aanwezigheid van Ajax zorgt voor
kijkgenot. En wanneer Jari de bal de
bovenhoek in kogelt, Gerald de bal als een
jojo naar zich toetrekt en van zich afduwt,
wanneer Edwin naar de hoek zweeft en
Frank de bal achter het standbeen langs
vrijmaakt, dan klinkt applaus.
De burgemeester is op bezoek. En de
voorzitter van de gastvrije club. En het
opperhoofd van politie. Allemaal willen ze
met de trainers en met il presidente van
Ajax op de foto en allemaal hebben ze een
herinnersboek of -vaan of -plaquette om te
overhandigen aan de officials van Ajax.
Na de training ontsnap ik uit het hotel om
tijdens de middagrust Gradisca te leren
kennen. In het opgeknapte stadhuis
bekijk ik een kleine maar
indrukwekkende fototentoonstelling.
Deze grond bevat veel bloed.
Geplengd bloed in - vooral - de
Eerste Wereldoorlog. Meer dan
vijfhonderdduizend mensen stierven
hier in een gruwelijke loopgraven- en
mosterdgasoorlog. Anderhalf miljoen
anderen raakten hier blijvend
invalide. Er zullen hier weinig
mensen wonen die geen leed hebben
gekend. Misschien verklaart dat de
ogenschijnlijke stugheid waarachter
hartelijkheid maar ook trots
schuilgaat.
Die avond wordt er getraind in het
Stadio Friuli. Het is koud en het
stadionlicht verwarmt niet. De
training duurt kort, eigenlijk is het
meer een inspectie van het
strijdperk van morgen dan een werkelijke
training. Morgen zullen de tribunes gevuld
zijn, morgen zal het hier branden. Morgen
zal Ajax kennis maken met de kracht die
los kan komen uit de Friulaanse trots.
Wandeling
Op woens... pardon dinsdagmorgen is
Gradisca nog steeds op zijn mooist. Ook
een licht wolkendek kan de bekoring niet
wegnemen. De wekker is laat afgegaan, om
half tien en na het ontbijt vindt onder
leiding van Bob Haarms de traditionele
wandeling plaats. Zo kunnen de mannen
van Morten iets meer zien dan hun
hotelkamers en de kale straat voor de deur.
Omdat het marktdag is wordt het centrum
vermeden en voert de wandeling over het
riviertje met de brede bedding. Stap voor
stap glijdt de ontpannenheid weg en vindt
de - gezonde - wedstrijdspanning een
plaats tussen de oren van de Ajacieden.
Terug in het hotel begint het grote
wachten. Eten, rusten, eten. En na de
laatste keer van de voortreffelijke spaghetti
te hebben gesnoept, begint de laatste
wedstrijdbespreking.
De rit naar Udine is als alle andere ritten
naar Europa-Cupstadions. Zacht gebabbel
van de kaartploeg achterin de bus. De
meeste spelers zijn bezig hun gedachten op
de wedstrijd te projecteren. Blauwe
zwaailichten van de motorpolitie voor ons
wijzen de weg door het avonddonker. Daar
ligt de stad, daar ligt, als een rijk gevulde
kom, het stadion van Udinese. Heel anders
dan gisteren want wanneer de Ajacieden
het veld inspecteren, zitten de tribunes vol.
Vlaggen zwaaien, toeters loeien, folklore
op het veld. Friuli is uitgelopen en wat niet
meer in het stadion kon, zit zwart-wit voor
de televisie.
Officials, de onmachtigen in het
voetbalspel, drentelen hun nervositeit weg.
Daar zijn de voetbalmannen, ze schrijden
uit de keel van de catacomben en
ondergaan het stadiongebrul.
Aan de rand van de afgrond
Ajax begint kalm, maar na verloop van
twintig minuten duwt Udinese harder op
de weegschaal. Ajax maakt fouten en
zowaar, de Italianen scoren. Een tweede
doelpunt brengt Ajax aan de rand van de
afgrond. Achter het doel van keeper Turci
staand, moet ik te vaak door de mazen van
het net in de verte turen. Van der Sar is een
geweldenaar. Hij houdt Ajax' hoop levend
door mirakels te verrichten. In de tweede
helft wordt de balans stukje bij beetje
hersteld. De Amsterdamse combinaties
leven langer, dwingen de tegenstander tot
veel looparbeid en ze hebben al zoveel
gegeven in de eerste helft. Daar komt Shota
Arveladze aan de bal, voor mij rechts, voor
hemzelf links van het doel. Hij
slangenmenst zich voorbij twee
verdedigers. Ik zie zijn ogen. Zijn ogen die
in een enkele opslag de situatie beoordelen.
Ik zie hem in een fractie van een seconde
naar de verste hoek kijken en dan bijt zijn
blik zich vast in de bal. Hij raakt 'm hard.
De arm van de keeper beroert de bal. Hoe
lang kunnen seconden duren. Kan-ie
naast? Kan-ie tegen de paal? Hoe belangrijk
is de deviatie door de keeper? Hij kan erin.
Hij kan erin! Hij zit erin! Het zijnet heeft
ontvangen! Hij zit! Goal!
Mijn schreeuw overstemd het bonzen van
mijn hart. Hij zit. Ajax is gered want ook in
de laatste tien minuten blijft Van der Sar
een held.
O, die ogen van de Friulanen. Donker,
vochtig, ontwijkend. Maar toch nog vol
van trots. Want hun club heeft de mythe
laten wankelen.
12
AJAX MAGAZINE JANUARI 1998