door David Endt illustratie Thijs Damsma
Kan het mooier dan in een plaatsje te
wonen dat Dolceacqua heet? Zoetewateren.
Dolceacqua, zonflonkering, bergheuvel,
uitzicht over zee, zijdezachte temperatuur,
beekjeswater glijdt over gladgeschuurde
stenen. Daar, beneden aan de kustlijn, de
oude, bijna door de autostrada
overwoekerde Via Aurelia, de geurende
bloemenboulevards van de Italiaanse
Rivièra, van Menton tot La Spezia, en
verder. Lichtschitteringen maken witte
danspasjes op het zeewaterblauw.
Dolceacqua is niet het enige strandjuweel
dat door de goden van de azuurkust op de
heuvels is geworpen. Er zijn broertjes en
zusjes, groter, kleiner, pittoresker en
ruwer. Cella Ligure is zo'n plaatsje, een
zusje van Doleceacqua en daar woonde een
Nederlandse tulp. Een rood-witte tulp.
Johnny van 't Schip voetbalde in de
donkere havenvlek tussen al dat
Rivièramoois, Genua. Hij hield van de
Amstelsteden, toch, maar ook hier was het
heel mooi, in Celle Ligure met het mooie
uitzicht, de milde temperaturen en de
groene heuvels met hun stroompjes van
klaterwater. Op het terras van zijn villa was
Johnny op zijn gemak. Vrouw en
kindertjes op de pergola, gedachten die
naar Holland gaan.
Na de omarming van de Italiaanse jaren
sloot Johnny van 't Schip het vlakke land
weer aan de borst. Nu kun je hem zien
langs de veldjes waar rood-witte
voetballertjes de tegenstanders oprollen.
Vestito, gekleed, smetteloze nonchalance in
elegante verpakking. Een mooie man, zijn
figuur kleedt elk pak goed. Je hoort zijn
stem, krachtig, dwingend en toch met een
vleug van plezier. Een aanwijzing, een
reprimande, een compliment. 'Quincy,
Quinciéééy, réchtsGoed zo, Joeri, goed zo.
Die stem is sterker dan je verwacht. Want
was Johnny niet de vooral gestroomlijnde
rechtsbuiten, een tulp tussen de
madelieven in het gras van de Meer? Er was
meer. Ook aan de oever van het veld kon
hij bevelen. Zijn aanwijzingen waren
gedoseerd en duidelijk. 'Aron diep, Aaaron
diép!' Hij zag het spel waarop hij, zover
naar buiten, soms te weinig vat kon
krijgen. Vaak hunkerde hij naar de drukte
in het midden waar hij wist dat zijn
spelinzicht meer zou renderen, zijn
intelligentie vrijer zou stromen.
Mooi was zijn entree, op een vochtige dag
in vroeg-december. Toen de Verlosser
terugkeerde in zijn woonstreek en Johnny
zich mocht mengen in het gejuich van de
menigte dat was bestemd voor de
allergrootste. Gek, pasgeleden nog was hij
een Ajax-pupilletje dat dartelde en holde;
nu, opeens, waren de jeugdwedstrijdjes ver
weg, de poort naar voetbalwerk had zich
geopend.
Voetballend vanaf de rechterflank. De
benen licht gekromd. Geen lelijke bonkige
kromming maar gestroomlijnd. Precies
zoals de stengel van een tulp zich licht kan
buigen. Vormend, de schoonheid van de
bloem accentuerend. Op het territorium
van Sjaak Swart en Tshen-la Ling zwiepte
hij voorzetten naar eerste en tweede paal.
Of naar de penaltystip. Op rechts passeerde
hij, na een trek met zijn schouder naar
links, over rechts de tegenstander die
klauwde naar houvast aan het wapperende
broekje. Frêle, kwetsbare rug, knakkend na
weer een schop, onzeker in het luchtduel.
Ach, soms lukte het de tulp niet om te
bloeien. Zocht hij vergeefs naar houvast in
de blubber aan de eretribunekant, hoorde
hij de hoon van de mannen op vak D,
moest hij soms zelfs glimlachen om de
gevatte sneren die hem van opzij werden
toegegooid. Typisch voor de Amstelsteden,
deze harde venijningheid die, dat wist hij
ook, verpakt zat in een cellofaan van liefde.
Stijlvol controleerde Johnny de bal die
meteen in de loop naar voren werd
gespeeld. Snelheid die ruimte liet voor
acceleratie en plaats open hield voor de
abrupte kapbeweging. In beide gevallen
zou de tegenstander verrast worden. De
voorzet. Schippiaans, afgemeten in een
curve van het doel af, op snelheid en toch
kneedbaar voor de ontvanger, die daar ver
weg in de drukte van de doelmond wist
wat de post hem bracht. Luchtige
pennestreek, reizend door de lucht met een
goed bericht. Slechts de afsluitende punt
ontbreekt. Pats! Doelpunt! Een klaterende
lach stroomt over het gezicht van de
rechtsbuiten die zijn deel van het doelpunt
omhelst.
Johnny is weer terug in de Amstelsteden en
hij is er thuis. Op mooie zomerse avonden
wordt het terras van zijn huis in
Amstelveen een pergola en de milde
temperatuur laat de gedachten gaan naar
Rivièrajuwelen. Dolceacqua, Celle Ligure,
de kustlijn van Menton tot La Spezia.
Maar zijn element, zijn echte element ligt
aan de kust van het voetbalveld. De
Toekomst is zijn leefterrein. In de
voetballertjes die hij met plezierige ernst de
weg naar schoonheid, effectiviteit wijst en
die naar de poort van voetbalwereld leidt,
ziet hij zichzelf terug.
Het werk van Thijs Damsma is te
bezichtigen bij Galerie Peter Bax,
Singel 82, 8601 AM Sneek
AJAX MAGAZINE NOVEMBER 1997
161