PAVAROTTI
in concert
IL NOVECENTO ORKEST
van telkens langsrijdende treinen en het
gescheur van overkomende vliegtuigen.
Kortom, we hadden er al snel helemaal
geen zin meer in, want aan organisatorisch
geknoei hebben we een grondige hekel.
'Je wordt volgende week 44, schat,' sprak
ze fijntjes.
'Maar, maar...,' stamelde ik, en er kwam
een beetje spuug mee, 'daar zit Henk
Groot, daar zit tien jaar Ajax 1, daar zitten
300 wedstrijden in de eredivisie, daar zitten
39 interlands!'
Bernabeu
Mijn vrouw wilde met haar mobiele
telefoon de dienstdoende
stadionpsychiater bellen voor
onmiddellijke bijstand, maar kreeg daar de
kans niet voor, want Pavarotti had alweer
afgetrapt voor de tweede helft. Addio alia
madreuit de Cavalleria Rusticana,
vermeldde het programmaboekje. Ik keek
tersluiks opzij. Hij zat er nog steeds, de
eerste godenzoon uit de geschiedenis van
Ajax. In een donker colbert, met daaronder
een eenvoudig wit overhemd, waarvan het
bovenste knoopje open stond. Want zo
Een lichte trilling
Voorzien van hamburger en milkshake
(vanille) lieten we de happening toch maar
over ons heen komen. We hadden immers
te maken met een levende legende, maar
belangrijker nog: we hadden hiervoor
betaald, en niet zo weinig ook.
De levende legende bakte er in de eerste
helft niet veel van. Hij zong vier deuntjes
van een minuut of drie, en liet het orkest II
Novecento, het Philharmonisch Koor
Toonkunst en de fluitist Andrea Griminelli
de overige tijd volspelen. Alles was
voorgeprogrammeerd. De maestro spande
zich nauwelijks in. Deelnemen was voor
hem belangrijker dan winnen. Louis van
Gaal zou hem hebben vervangen.
Maar na de rust sloeg de vlam in de pan.
Dat wil zeggen: bij mij. Want, gewapend
met een juweel van een broodje bal van
Popov en een watertje, zag ik opeens een
andere levende legende. Daar zat hij, vijf
meter schuin opzij van mij. De Ronald de
Boer uit mijn kinderjaren. Een van de beste
Nederlandse voetballers aller tijden. Daar
Foto: Louis van de Vuurst
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1997
Philips andTibor Rudas present
zat niemand minder dan Henk Groot.
Er ging een lichte trilling door mij heen en
ik voelde dat ik een kleur van opwinding
kreeg. Nog nooit had ik hem van zo
dichtbij gezien. Het was alsof ik in een
overvolle tram opeens jas tegen jas tegen
Willeke van Ammelrooy stond. Alsof ik
in een kroeg op het Leidseplein opeens
naast Jan Cremer aan de bar hing. Alsof
ik in de Bijenkorf opeens naast Wally
Tax de roltrap afdaalde. De tijd stond
stil, ik flitste langs de onbereikbare
helden uit mijn jeugd, van wie Henk
verreweg de grootste was. Ik overwoog
om naar hem toe te gaan en te vragen of
hij een handtekening op mijn
Pavarotti-kaartje wilde zetten. Mijn
vrouw draaide haar hoofd langzaam
naar mij toe, keek mij met haar
heerlijke ogen doordringend aan en
bracht vervolgens haar wijsvinger naar
I haar voorhoofd.
PHILIPS