Hoe weinig ook
gespeeld, toch apetrots
door Klaas Vos
Ik kwam al jaren in zijn koffiehuis op de
hoek van de Wibautstraat en de Eerste
Oosterparkstraat (De Viersprong), voordat
ik door had dat uitbater en eigenaar Henk
Koning een Ajax-verleden kent. Zijn bij
veel buurtbewoners, bouwvakkers en
journalisten geliefde tent hangt vol met
oude geëmailleerde straatnaam-, reclame-
en waarschuwingsborden. Zijn verleden als
semi-profvoetballer moet je zoeken of er
toevallig op stuiten. Een paar foto's en een
enkel krantenknipsel zitten met punaises
vastgeprikt tussen foto's van vaste klanten
in een bescheiden hoekje, dicht bij de
keuken, dicht bij de bar. Henk Koning is
een bescheiden man, met een bescheiden
rol als voetballer binnen Ajax. Maar niet
zonder een vleug van - terechte - trots op
een mooie carrière. En hij is nog altijd
Ajacied in hart en nieren die zijn club ook
in de Arena nauwgezet volgt.'Ik ben van
hetzelfde jaar als Bobby Haarms, ook van
1934. Bob komt uit Betondorp, ik kom uit
de Indische buurt. Daar voetbalde ik als
jochie altijd op het Makassarplein. Hoewel
ik uit een TDW-nest kom (mijn vader
speelde er in het eerste) wilde ik per se naar
Ajax. Op mijn twaalfde - eerder mocht
toen nog niet - meldde ik me aan. En na
twee proefwedstrijden werd ik
aangenomen. De hele jeugd trainde en
speelde ik onder Jack Reynolds, samen met
onder anderen Rob Been en Bobby. Ik
begon als midvoor, maar na een paar jaar
schoof ik in de as een paar linies naar
achteren en werd laatste man. Dat ben ik
de rest van mijn carrière altijd gebleven.
Toen ik 21 werd kreeg ik een driejarig A-
contract. Als semi-prof uiteraard. Ik geloof
dat we vijf gulden voor een training kregen
en vijftig voor een overwinning.
Ik heb in die drie jaar heel weinig in de
basis gestaan. Ik had niemand minder dan
Wim Anderiesen voor me. Reserves waren
toen ook nog echte reserves en geen
wisselspelers. Je kwam dus pas aan de bak
als een vaste waarde geblesseerd was.
In 1959 ben ik verkocht aan Go Ahead
Eagles. Voor vijftienduizend gulden. Ik
wilde zelf ook weg, omdat Ton Pronk zich
al aandiende als vervanger van Anderiesen.
Ik was wel een goede voetballer, maar ik
moest het toch vooral hebben van mijn
inzet. Ik was wel kopsterk en goed in
slidings.'
Aanvoerder
'In Deventer bleef ik ook drie jaar en net
als bij Ajax 2 was ik er aanvoerder. Het was
een fantastische tijd, omdat het het begin
was van de periode Beltman-Fadrhonc.
Strikwerda was toen clubarts. Ik speelde er
met mensen als Gerard Somers, Gerard
Niehaus, Joop Butter, die ook van Ajax
kwam en Wim Bleyenberg, die ik ook al
van Ajax kende. In mijn laatste jaar bij de
Eagles promoveerden we naar de
eredivisie. Ik ging vervolgens naar NEC dat
promoveerde van de tweede naar de eerste
divisie. Ik speelde er vijf jaar, ook weer als
aanvoerder en maakte de promotie mee
naar de eredivisie, waarin ik nog een jaar
speelde. Zo kwam ik twee keer tegenover
mijn oude club en de club van mijn hart te
staan. Confrontaties waaraan ik niet graag
herinnerd wordt. Thuis verloren we slechts
met 2-1, maar in Amsterdam werden we
met 9-1 weggevaagd.
Maar het was dan ook het Ajax van Cruijff,
Keizer, Swart en Nuninga. Tegen PSV en
Feyenoord konden we nog redelijk op,
maar het Ajax van toen was
onverslaanbaar.
Wij speelden ook veel te aanvallend. Ik had
tegen onze trainer van tevoren nog gezegd:
"Als je tegen Ajax aan gaat lopen vallen,
dan ga je de bietenbrug op." Ik krijg nog
een nachtmerrie van die rotuitslag.
Op mijn drieëndertigste ben ik gestopt en
kwam ik volledig in dienst bij het
verhuisbedrijf van mijn vader, waarvoor ik
al werkte tijdens mijn voetballoopbaan. Als
amateur bleef ik voetballen voor Meerboys.
In het begin in het eerste, samen met
Bertus Hoogerman.
Ik heb dat jaren volgehouden en ben er
ook nog trainer geweest.
Als ik terugkijk op mijn carrière zijn er wat
de Ajax-periode betreft twee bijzondere
momenten geweest.
Toen ik net mijn A-contract getekend had
mocht ik meedoen in de jubileumwedstrijd
van het Groningse Be Quick tegen Ajax. Bij
Be Quick deden beroemde gastspelers mee,
zolas Noud van Melis, Faas Wilkes en
Biesbrouck. Ik heb de hele wedstrijd
meegedaan. Een prachtig debuut. Of ik
goed gespeeld heb dat weet ik niet, met
zoveel beroemdheden om me heen.
Wat ik ook als een hoogtepunt beschouw is
de uitwedstrijd tegen PSV, in oktober
1958. Het werd toen 1-1. Bij PSV speelde
Trevor Ford, die steeds ingevlogen werd.
En Coen Dillen. Ik herinner me nog goed
dat ik een ziedend schot van hem
blokkeerde. Die man kon ongelooflijk hard
knallen.
Nee, ik heb dan het meest met veel plezier
buiten Amsterdam gespeeld - vooral NEC
was een fijne periode - ik ben er toch
apetrots op dat ik - hoe weinig ook - voor
Ajax heb kunnen en mogen spelen. Ajax
was mijn club, Ajax is mijn club gebleven
en daarom sla ik nog steeds geen wedstrijd
over.'
184
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1997