De Gouden Meerbeker maar na drie edities al overbodig Een nuttig toernooi door Evert Vermeer foto Louis van de Vuurst 11916 had de rest van de wereld problemen die natuurlijk vele malen groter waren, maar Ajax, in het politiek neutrale £Q dus door de wereldbrand onaangetaste Nederland, had zo zijn eigen problemen. Met in 1911 veroverde eerste-klasseschap was in 1914 weer verloren gegaan, veel topspelers waren naar elders vertrokken en na een regelrechte bestuurscrisis kon weer aan bouwen worden gedacht. Dat gebeurde, en met succes, althans sportief bezien. Administratief lag dat anders, want ofschoon Ajax de sterren van de hemel speelde, miste het twee maal achtereen promotie terug naar de eerste klaase. In 1915 was promotie tijdelijk afgeschaft in verband met de mobilisatie van veel voetballers, in 1916 werden de reglementen gewijzigd tijdens de nacompetitie om promotie, zodat Ajax één essentieel punt werd ontroofd. Met het vooruitzicht van een derde seizoen met competitietegenstanders van een mindere categorie organiseerde Ajax volop vriendschappelijke wedstrijden tegen eersteklassers. Gretig liet Ajax de reputaties van clubs als DFC, UD, NAC, Wilhelmina, Go Ahead en landskampioen Willem II sneuvelen. HBS werd zelfs met 10-1 bedankt voor de sportiviteit. Een tweede wapen tegen sportieve vergetelheid was een eigen toernooi. Al van 1911 tot 1913 had Ajax een eigen toernooi gekend, om de Meuwsenbeker, aangeboden door de modezaak van die naam en tenslotte beland bij de Engelse amateurclub West Norwood. Voor het nieuwe toernooi stelde Ajax' voorzitter, de niet onbemiddelde bankier W.F. Egeman, in de wandeling aangesproken met de stadhouderlijke naam 'Willem Frederik', een fraaie beker ter beschikking. Er werd een organisatiecomité benoemd met Ajax' oprichter Dade als voorzitter en burgemeester De Wit van Watergraafsmeer als erevoorzitter. Promotie bij keuze Voor de eerste editie, te spelen met Pasen 1917, werden DVS, DFC en Willem II vastgelegd. Ajax opende het eerste toernooi op vrijdagavond met een klinkende 5-0 zege op DVS, waarna Willem II op de zaterdag na loting DFC versloeg, en Ajax 's maandags met een 5-1 overwinning op de Tilburgers voor een jaar beslag legde op de beker. Die zomer maakte de Nederlandsche Voetbalbond de Gouden Meerbeker feitelijk overbodig: de promotie bij keuze van de Amsterdammers verzekerde de club van voldoende aansprekende tegenstand, zodat het eigen toernooi niet echt meer nodig was. Ajax stoomde dat eerste jaar direct door naar de afdelingstitel en moest in het voorjaar dus kampioenswedstrijden spelen, waardoor de Meerbeker in gevaar kwam. Met Pasen kwamen dat jaar alleen Blauw Wit en MW in actie (4-0), en pas tweeënhalve maand later, in juni, kon Ajax de andere wedstrijd spelen: 5-1 tegen Tubantia. Op 30 juni werd tenslotte de finale gespeeld, waarin de 'Zebra's' met 2-1 werden verslagen. In 1919 waren de problemen nog groter. Opnieuw kampioenswedstrijden en een toernee door Scandinavië gooiden de speelkalender dusdanig in de war dat het afwerken van drie wedstrijden ruim een jaar duurde. Be Quick werd op paaszaterdag uitgeschakeld door Willem II, en pas in maart 1920 kwam Ajax toe aan de andere halve finale, een productieve 6-4 tegen Be Quick. Op tweede pinksterdag kon dan eindelijk de finale worden gespeeld, waarin Ajax met 4-1 de beker voor de derde achtereenvolgende maal won en volgens de reglementen dus definitief in bezit mocht houden. Een nieuwe beker, zo besefte ook Ajax, had weinig zin. Het toernooi had zijn nuttige werk gedaan, maar zichzelf overleefd. Het fraaie bekertje ging netjes de prijzenkast in als souvenir aan de dagen van de eerste nationale successen. Afgestoft en opgepoetst Zoals zo vaak het geval, sprongen latere generaties met minder respect voor de historie om met de Gouden Meerbeker. In de steeds voller rakende prijzenvitrine raakte hij steeds verder op de achtergrond en eind jaren tachtig viel het op dat hij zelfs helemaal zoek was. Gelukkig werd hij in gave staat teruggevonden in een gangkast in de Meer. Afgestoft en opgepoetst heeft de Gouden Meerbeker inmiddels zijn rechtmatige positie in de bestuurskamer weer ingenomen. Het zo bescheiden ogende bekertje, slechts een centimeter of twintig hoog en gesierd met het gemeentewapen van Watergraafsmeer, is geheel van goud gemaakt en in die zin veel adellijker dan de Europa Cups die, tien maal zo groot, de aandacht trekken. Afmeting is nu eenmaal niet alles in het leven. 168 AJAX MAGAZINE OKTOBER 1997

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 168