Foto: Spaamestad Fotoarchief
op, daar is geen houden aan. De 'heeren'
hebben het er zeker wel moeilijk mee, de
arbeiders trouwens ook. Die beseffen
binnen te dringen in een andere wereld en
dus past Jan de Arbeider zich op het
voetbalveld aan als hij tegenover de
'heeren' komt te staan, zelfs als hij een
doodschop krijgt. 'Kijkt U een beetje uit,
meheer!' Meheer zelf benadert de
tegenstander in dergelijke gevallen met
minder scrupules, benamingen benuttend
als 'schooier' of'proleet'.
De columnist Fritzie verwoordt de stille
oorlog tussen de hebbers en niet-hebbers
in Revue der Sporten van 23 januari 1912
wel heel spits: 'Een feit is 't - en ik noem nu
't kind bij den naam - dat Haagsche
jonkertjes 't over 't alsgemeen niet
aangenaam vinden te spelen met of tegen
"Jan Rap en z'n maat", waaronder men
dan verstaat jongeren en jongelui, wier
vaders, in tegenstelling met andere papa's,
geen geld hebben voor een first class tailor,
zoodat zoonlief, die zwaar dialect spreekt
en zich mogelijk wat onhandig voordoet,
'n geheel ander type is dan 't welverzorgde
Haagsche baasje, met de keurige scheiding,
de onberispelijke sokjes en 't charmante
vestje.'
De ontwikkeling van elite-sport naar
volkssport is echter niet te stuiten.
Langzaam komen ook de eerste voetballers
van arbeidersclubs in het Nederlands elftal.
Jan de Natris, 'Jen' voor zijn Amsterdamse
omgeving en typisch een jongen die door
het leven moet zonder vestjes van
eersteklas kleermakers, is een van de eerste
'schooiers' in Oranje; de Ajacied maakt in
1920 zijn debuut voor het Nederlands
elftal, kort voor de Olympische Spelen die
in Brussel en Antwerpen worden
gehouden. Dat toernooi zal geteisterd
worden door 'de Schande van de Schelde'.
Van de welbekende propagandist en
bondsvriend ir. A. van Emmenes moet je
het in dit soort kwesties niet hebben als je
wilt weten om welke schande het eigenlijk
ging.en er hebben zich tonelen
afgespeeld, waarover men het best kan
zwijgen,' deelt Van Emmenes mede in zijn
Neerlands voetbalglorie uit 1949. Zijn
tijdgenoot Adriani Engels komt in zijn
Voetbalprestaties uit 1946 ook als niet
verder dan 'een incident', dat in details
onbesproken blijft, al stipt Engels wel de
bron van alle ellende aan. 'De Nederlandse
deelnemers aan deze Olympische Spelen
waren ondergebracht op een grote boot, de
"Hollandia", die slechts acht
tweepersoonshutten bezat, allen door de
zwemploeg in beslag genomen en verder
louter vierpersoonhutten met een klein
patrijspoortje als enige luchtverversing.
Het op zichzelf voortreffelijke idee om alle
Nederlanders bij elkaar te houden faalde
door onvoldoende huisvesting, er
ontstonden strubbelingen tussen spelers en
leiders en het resultaat was, dat er niets te
bespeuren viel van enige teamgeest. In het
begin ging het nog wel, maar toen zich
eenmaal met de vermoeide prikkelbare
spelers, die in vier dagen tijd drie
interlandwedstrijden te spelen kregen, een
incident had voorgedaan dat tot een
"staking" der spelers leidde, was de geest
volkomen verknoeid.'
Centraal in het conflict stond Jan de
Natris. Hij besloot met enkele spelers na de
verloren wedstrijd tegen België een avondje
te gaan stappen. Diep in de nacht keerden
De Natris c.s. terug op de boot. De Elftal
Commissie strafte onmiddellijk: De Natris
en zijn vriendjes werden voor de rest van
het toernooi geschorst. Dat leverde echter
onverwachte weerstand op bij de andere
spelers die besloten tot een 'staking'. Het
dreigement was al voldoende, de Elftal
Commissie trok de schorsingen in.
Secretaris-penningmeester Hirschman van
de NVB: 'Het is beter dat wij den vloek en
den smaad der capitulatie tegenover den
spelers dragen dan dat de Hollandsche
sportnaam door het slijk zou zijn gesleurd.'
AJAX MAGAZINE OKTOBER 1997