Column
dankt, maatje!'
Ik heb het geluk gehad zeven jaar lang
onderwijs te mogen volgen aan het
Lorentz, inmiddels veranderd in de
Schoter Scholengemeenschap te Haarlem.
Op zich niet zo bijzonder, ware het niet dat
het grote bruine gebouw van mijn
middelbare school pal tegenover het
terrein van HFC Haarlem lag. Nu om je
dood te lachen, toen een club met wel
degelijk aanzien. De rood-blauwe leeuwen
hadden met Martin Haar, Edward Metgod,
Piet Huyg en Luc Nijholt mooie spelers in
huis, in ieder geval goed genoeg om het tot
Europees voetbal te kunnen schoppen.
De gang van school naar mijn ouderlijk
huis in Haarlem-Noord was voor mij
dagelijks dezelfde. Fiets pakken, langs de
kinderboerderij en het Haarlem-terrein,
om vervolgens via het Noordersportpark
de bewoonde wereld weer te betreden.
De dagen vlogen voorbij, zelfs wanneer het
rooster van die dag zeven lesuren telde.
Want dat betekende dat we de training van
het eerste van Haarlem konden bekijken,
die rond de klok van half vier op het veld
van de amateurs begon. Het was de manier
om misschien wel even een blik van
verstandhouding te kunnen wisselen met
een van mijn Haarlemse helden. Ajax was
veruit mijn favoriete club, maar was net als
Amsterdam en mijn held Jesper Olsen een
verre, ontoegankelijke wereld. HFC
Haarlem was dichterbij, zeker op
middagen wanneer het keihard regende.
Slechts weinig vriendjes wilden dan mee
om de training te bekijken. Mij maakte de
regen niet zo veel uit.
Via een gat in het hek, dat toegang gaf tot
het heilige der heiligen, sloop ik naar
binnen. Gerard van der Lem, die opviel
vanwege zijn stoere Amsterdamse accent,
had het te druk met de training om mij
weg te sturen. Langzaam maar zeker schoof
ik richting het doel van Edward Metgod, in
de hoop eens zo'n mooie, maar voor mij
veel te zware Adidas Tango bal terug te
mogen trappen. De schoten die ik in mijn
droom produceerde bleken in
werkelijkheid slappe rollertjes die
tenauwernood bij Metgod terechtkwamen.
God, wat waren die ballen hard! Metgod
zei weinig, ik vond het best. Ik voelde me
als ballenvanger belangrijker dan ooit, en
wist zeker dat ik op deze manier een goede
bijdrage leverde aan het succes van de
Haarlemmers.
Tot het moment dat Van der Lem op me af
kwam, nadat hij hard vloekend een bal
naast had geschoten. Even dacht ik er
verstandig aan te doen snel door het hek te
glippen en op mijn fiets te stappen, maar
de liefde voor de bal won het. De
glimmende Tango rolde op me af en met al
mijn kracht schoot ik de bal met mijn
linkerwreef terug naar de trainer. Even leek
de wereld stil te staan. Van der Lem pakte
de bal, gaf een knipoog en zei, platter dan
ooit: 'Bedankt, maatje!' Hij had het tegen
mij! Nooit meer ben ik die woorden van
kameraadschap vergeten. Vrienden vonden
het een stoer verhaal, dat nog dikwijls
wordt gememoreerd. En Gerard van der
Lem heeft sindsdien een bijnaam waar hij
nooit meer van af zal komen. Het ga je
goed, maatje!
Erik van Leeuwen