het verenigingsleven. Van Zoest wil daar nog iets over zeggen: 'Eigenlijk zou ik daar nog veel meer aandacht aan willen besteden. Want Ajax is niet alleen Piet Keizer en Sjaak Swart. De vereniging bestaat bij de gratie van mensen die zich geweldig voor de club hebben ingezet en waar je bij wijze van spreken een standbeeld voor zou oprichten. Namen die niemand iets zeggen, Barend Tak, een consul, die keurde het terrein niet in De Meer, maar in zijn eigen tuintje. Evert van Tuyl, van de honkbalafdeling. Helden, op een andere manier. En daar stikte het van. Het liefst zou ik, een fotogalerij maken voor of met mensen als Barend Tak, Joop Martels, Evert van Tuyl, Henk Teunebroek, Dick Groot en Joop de Vries. Dat is voor mij ook Ajax. André Kraan, Karei Kamlach. Pijlers. Zo'n Wim Schoevaart, het geheugen van Ajax. Als Ajax geen logo zou hebben, zouden ze zijn kop moeten gebruiken. We laten ook honkbal zien, er staan twee poppen met honkbalpakken, en we laten ook zien dat er andere Amsterdamse clubs waren. Dat vind ik belangrijk. Dat jongetjes van DWS, Blauw Wit en De Volewijckers zien dat hun club ook iets voorstelde.' Museale omgeving Het museum volgt de chronologie van het voetbal. De twee verdiepingen van het museum zijn daarop ingericht. Het verhaal dat op de begane grond wordt verteld, is vooral nationaal van karakter. Eerst lokaal, het afdelingsvoetbal, daarna, na de invoering van het betaalde voetbal, nationaal. Op de tweede verdieping gaat Ajax Europa en de wereld in. De wenteltrap voert de bezoekers letterlijk een trapje hoger: naar de internationale top. De Europa Cup-finales, de wereldbeker, Ajax in Oranje. En er blijft boven altijd ruimte voor de presentatie van het Ajax van morgen. De successen van Morten Olsen. Dit alles in een puur museale omgeving, waar ook de Nachtwacht van Rembrandt zou kunnen hangen. Het is niet voor niets een museum. Feyenoord heeft het Home of History, waar niet alleen de geschiedenis van Feyenoord is te zien, maar ook die van de Kuip, dus ook popconcerten hebben daar hun plek. Van Zoest pleitte om het gewoon museum te noemen want dat is het. In een museum zet je vier muren om de geschiedenis heen en je probeert de geschiedenis op een bepaalde manier tot leven te brengen. Met recht aan die historie. Maar het museum komt ook het stadion in. Nu hangen daar de 37 banieren van alle successen die Ajax ooit heeft behaald, met de logo's die in die tijd werden gevoerd. En van Zoest wil een oude traditie in ere herstellen; het hijsen van de kampioensvlag. Dat lijkt hem fantastisch, in een volle Arena. Iedere generatie zal op een bepaalde manier naar dat museum kijken, mannen van 75 gaan daar anders naar binnen dan jongetjes van tien. Maar iedereen ontmoet binnen zijn helden, iedereen wordt op zijn wenken bediend. 'En niet in een schreeuwerige sfeer,' zegt Van Zoest. Het is heel makkelijk om mee te gaan in de waan van de dag. Die regeert, succes of geen succes. Hij heeft er alle begrip voor, maar probeert daar in het Ajax Museum rust in te brengen. Een museum is een plek voor het gestolde leven, een bevroren toestand, al wordt dat wel op een heel dynamische manier gebracht. Dus geen flitsende lichten en een oorverdovend We are the championszelfs niet als muzak op de achtergrond. D'ARTS gaat niet mee in dat geweld. Televisie en krant trekken de dingen al genoeg uit hun proporties en, zo vindt Van Zoest, dat geldt voor de hele maatschappij. Voetbal is een spiegel van wat er in de maatschappij gebeurt. Geweld, de verconsumering. Van Zoest begrijpt het, maar heeft moeite met die voetbal-hype en de merchandising eromheen. Ajax- dekbedden, mokken, thermoskannen, condooms, sokken, jassen, vloerbedekking. Het beeldmerk als de nieuwe religie. Ronald de Boer struikelt over een kiezel en meteen staan er drie cameraploegen omheen. Alles wordt opgeblazen. Van Zoest vindt het ook niet erg dat het nu minder met de Amsterdamse club gaat. In de jaren dertig ging het ook crescendo met Ajax, vijf maal werd het landskampioen. Maar tussen 1947 en 1957 werd er niets gewonnen. Laatst werd er op AT5 een programma uitgezonden over de teleurstellende prestaties van Ajax. Toen belde er een 99-jarige vrouw op, die Ajax al haar hele leven volgde. Die vertelde dat het nooit anders was geweest. Dat geeft een soort van levenslijn aan. Mensen vergeten dat soort dingen. Het is ook niet interessant, altijd winnen. Het Ajax Museum brengt een soort van evenwicht, een rustpunt, gerelateerd aan de woeligheid buiten. De verstilling van de tijd. In de Kalverstraat heb je een kleine Rooms Katholieke-kerk, de Papegaai, 'Vijftien minuten voor God,' staat op een bord aan de deur. Daar kun je even uit het vliegende leven stappen. Zoiets moet dit museum ook bieden, zegt Van Zoest. Hij is trots dat de mensen die Amsterdam bezoeken, zich, behalve aan de Nachtwacht in het Rijksmuseum, ook aan Ajax en haar iconen kunnen vergapen. no

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 218