uitkijken naar een ander baantje?" Ik mis bij te veel voetballers de passie. Ik mis de mentaliteit van mouwen opstropen en aan de slag.' Zelfs zijn liefde voor het amateurvoetbal heeft deuken opgelopen. Het geld maakt de boel daar ook kapot. Maar nog erger vindt hij de 'smerige, vreselijke, vuile taal' die hij op en langs de velden moet aanhoren. 'Er mag best worden geroepen, er mag best emotioneel worden aangemoedigd. Maar de schofterige manier waarop bijvoorbeeld jonge spelers vanaf de kant worden toegeschreeuwd: ik heb er geen woorden voor. Veel van wat gebeurt op gebied van vandalisme en verbaal geweld in de stadions heeft te maken met opvoeding. Natuurlijk, kinderen kunnen ontsporen. Maar vanaf het moment dat mijn kinderen gingen sporten, was ik er altijd bij. Ouders hebben veel zelf in de hand.' Jaren terug, toen hij nog woonde in het Noordhollandse Spierdijk, was hij voorzitter van de plaatselijke FC, St. George. Daar, in de kelder van het amateurvoetbal, beleefde Wilting de passie en de romantiek van de ware amateursport. Geen geagiteerde vuilbekkerij, maar gewoon driehonderd clubleden die zonder uitzondering ieder weekeinde 'mateloos veel plezier' hadden met elkaar. Het huis van de Wiltings lag naast het sportveld. Op zaterdagavond was de voorzitter bezig overtollig regenwater van het veld te halen, op zondag liep zijn vrouw met een vlag in haar hand langs de lijn. 'We wilden maar één ding: dat er gevoetbald zou worden.' Profclub Almere Intussen verhuisd naar Almere ('een buitenwijk van Amsterdam') was Wilting een van de eersten die een balletje opwierp over de oprichting van een plaatselijke profclub. Een achterban is immers voldoende aanwezig. Nu wonen er 120.000 mensen, maar over een jaar of twintig zullen dat er al circa 200.000 zijn, waarmee Almere een van de vijf grootste steden van Nederland zal zijn. Of een Almeerse profclub echt levensvatbaar is, weet Wilting niet. Voorwaarde is in ieder geval een multi-functioneel stadion, maar de hoofdzakelijk Amsterdamse achtergrond van de bevolking vormt weer een belemmering. Amsterdammers houden van sport, maar zullen wanneer de prestaties tegenvallen een club ook als een baksteen laten vallen. 'Kijk maar naar DWS, FC Amsterdam en zelfs Ajax, in de tijd dat het niet liep.' Het beste zou zijn met een plaatselijke club in de hoofdklasse van de amateurs te komen en daarin een tijdje meespelen. Op die manier is de interesse van het publiek het beste te polsen. 'Je moet oppassen voor een kwijnend bestaan in de eerste divisie. Met alle respect voor een club als Haarlem, maar dat kan natuurlijk niet. Voor een handjevol toeschouwers hou je een hele organisatie in stand: maatschappelijk onverantwoord.' Dat uiteindelijk een Amsterdamse club naar Almere werd getransplanteerd om voor hoofdklasse-voetbal te zorgen, vindt Wilting jammer. Enige binding met De Zwarte Schapen, noch met de voorzittende glamour-fysiotherapeut Richard Smith, voelt Wilting niet. 'Over Smith wil ik het niet hebben... Ook niet over De Zwarte Schapen... Ik ben er nog nooit geweest en ze zullen me er ook niet zien. Er had al lang beleid moeten zijn om een van de bestaande clubs uit Almere in de top van het amateurvoetbal te krijgen.' Gelukkig heeft Almere een half-wilde zaalvoetbalcompetitie. Een leven helemaal zonder voetbal is ook maar niets. Van het in de ereklasse spelende FEBO is Wilting coach, zijn zoon speler en zijn vrouw vlaggeniste. 'M'n vrouw is misschien nog meer voetbalmesjogge. Zij houdt thuis in de computer de resultaten bij.' En laten de FEBO'ers niet proberen ook maar een beetje 'rottigheid' uit te halen, want dan krijgen ze te maken met de coach. 'Ik al niets doen op het moment dat iemand van ons team het woord voor een verschrikkelijke ziekte in z'n mond neemt. Het enige wat ik in de rust of na afloop zeg is: "Als ik zoiets nog een keer hoor, speel je voortaan niet meer bij ons." Nooit ellende, nooit problemen. Schelden op en zeuren over de scheidsrechter is bij ons verboden. Als de wedstrijd is afgelopen, is hij ook afgelopen. De scheidsrechter krijgt een hand. Van mij, van alle spelers. Ook als hij slecht heeft gefloten. Ik ga er van uit dat iedereen z'n best doet, ook de scheidsrechter. Nee, ik zit niet als een dood vogeltje te coachen. Ik ben juist heel emotioneel, leef ontzettend mee. Maar alles in het nette, hè.'

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 194