De rondvluchten bleken een schot in de
roos te zijn en ook meldden zich al spoedig
de eerste klanten voor het chartervervoer:
kwekers uit Aalsmeer die hun bloemen zo
snel mogelijk naar Berlijn vervoerd wilden
hebben. Hierbij deden zich twee
moeilijkheden voor. MAC beschikte niet
over het benodigde materieel en bovendien
mochten indertijd alleen Britse, Franse,
Russische en Amerikaanse vliegtuigen in
Berlijn landen. Het dubbele probleem
werd in één keer opgelost door van de
Engelse maatschappij Overseas Aviation
een toestel te huren, compleet met
bemanning. Dit was de eerste keer dat
werd bewezen dat Schröders visie juist was
geweest. De KLM mocht niet op Berlijn
vliegen, Martin's Air Charter, via een
omweg, wel.
Olifanten uit Calcutta
Door het succes van de maatschappij
ontstond al snel de behoefte aan een eigen
vloot. In maart 1960 werd daarmee een
begin gemaakt door de aanschaf van een
DC-3 Dakota, overgenomen van Alitalia en
volgens insiders het beste toestel van dit
type dat in Europa beschikbaar was. Een
jaar later nam MAC een eigen gebouw op
Schiphol in gebruik.
Hoewel de vloot nog klein was, bruiste
Martin's Air Charter begin jaren zestig van
activiteit, die niet zelden onconventioneel
van aard was. In de Nepalese hoofdstad
Kathmandu in het Himalaya-gebergte
werden Tibetaanse vluchtelingen
opgehaald om overgevlogen te worden
naar Zürich, wat de basis zou blijken van
een langdurige samenwerking met het
Rode Kruis. Er werd veel gevlogen voor
rederijen om scheepsbemanningen af te
lossen. Op deze vluchten werden de
stewardessen regelmatig gevraagd als
vierde 'man' bij een spelletje klaverjas. Het
bedrijf functioneerde als een goed geoliede
machine, wat goeddeels te danken was aan
de inzet en betrokkenheid van het
personeel. Een vliegtuig leeg naar Schiphol
te laten terugvliegen kost geld. Vandaar dat
de vliegers zelf op pad gingen om lading te
zoeken. Op die manier werden er een keer
twee olifanten meegebracht uit Calcutta,
bestemd voor de dierentuin in Hamburg.
Tijdens de zeer strenge winter van 1962-63
kreeg MAC opdracht Ameland, dat door
zware ijsgang van het vasteland was
geïsoleerd, te bevoorraden met alles wat
maar nodig was. Vanaf de vliegbasis
Leeuwarden werden met een Heron en
twee Dakota's behalve levensmiddelen en
medicamenten ook zaken als tv-toestellen
en veevoer overgevlogen. Op 2 januari
1963 werd zelfs een luchtbrug geopend,
waarbij de drie toestellen per dag elk wel
zeven vluchten naar het eiland maakten.
Biafra
Vijf jaar later vloog Martinair voedsel en
medicamenten uit Europa naar het
eilandje Sao Tomé voor de West-
Afrikaanse kust, vanwaar de goederen naar
het door burgeroorlog en hongersnood
geteisterde Biafra werden getransporteerd.
Omdat dit veel te lang duurde, gaf het
Nederlandse Rode Kruis Martinair na
enkele maanden opdracht de hulpgoederen
Biafra zelf te transporteren. Met een
spierwit gespoten vliegtuig voorzien van
het rode kruis werd vanaf het dichter bij
Biafra gelegen Fernando Poo iedere nacht
geprobeerd, nagenoeg zonder
navigatiemiddelen, het omsingelde Biafra
te bereiken. Een stuk autoweg was
ingericht als airstrip, die met fakkels werd
verlicht zodra de Biafranen de motoren
van de DC-7 hoorden ronken. Als er
gevochten werd bleven de fakkels uit en
moest het toestel terugkeren. Een jaar later,
van september 1969 tot begin 1970 werd
een nieuwe serie hulpvluchten uitgevoerd
naar Sao Tomé. Tot op de dag van vandaag
verzorgt Martinair vluchten voor het Rode
Kruis.
Martinair was ook betrokken bij de eind
1968 verreden Londen-Sydney marathon,