Louis van Gaal door Robert Heukels, Nieuwe Revu De eerste keer dat ik Louis van Gaal sprak, was in september 1993. Als stagiair bij Nieuwe Revu debuteerde ik met een verhaaltje over de opkomst van de Afrikaanse voetballers in Nederland. Derhalve wilde ik Van Gaal even wat vragen over Finidi George, die zo verrassend in Ajax 1 was gekomen. Zo groen als gras draaide ik het nummer van Ajax, zei tot de telefonist: 'Louis van Gaal graag,' en twee seconden later baste iemand streng: 'Louis van Gaal'. Zo simpel zit de wereld van de sportjournalistiek dus in elkaar, dacht ik toen nog. Ik stelde me hakkelend voor (stilte als reactie), vroeg of ik wat mocht vragen over Finidi (dat mocht), was na twee minuten door mijn vragen heen (alle droog, streng maar zinnig beantwoord), bedankte Louis van Gaal hartelijk en kreeg een wel heel formeel 'dag' als retour. Ik leverde het stukje in bij mijn chefs Anneliese Bergman en Frans Lomans en wachtte, bijzonder bleu en onzeker, in spanning af. De reacties wekten bevreemding. Bergman glunderde, lachte luid en staarde vol ongeloof naar het papier. Lomans gooide de deur dicht en sprak: 'Is het echt?' Ik had geen idee waar in het stukje mijn primeur verborgen zat, maar ik moest iets heel bijzonders hebben ontdekt, dat was duidelijk. Alleen: wat? Was het de opmerking van Wim Jansen 1 nA

AJAX ARCHIEF

Magazine (1987-2007) | 1997 | | pagina 104