Amerika vergeleken met Homerus.
Bovendien heeft Nico Scheepmaker Harry
Mulisch wel eens door de Leidsestraat zien
lopen, maar is hij Nummer 14 nooit 'in het
wild' tegengekomen. Zo wordt een mythe
geboren; Cruijff is alleen een man van gras.
En zo hoort het ook, wat de man op zijn
brood smeert boeit niet.
Nico Scheepmaker was gek op Johan
Cruijff (hij vergelijkt hem niet voor niets
met Neerlands grootste schilder
Rembrandt). Andersom kon dat in eerste
instantie niet gezegd worden. Nummer 14
weigerde in 1972 een dummy van Cruijff,
Hendrik Johannes, fenomeen aan te nemen
omdat Scheepmaker het had geschreven
zonder Cruijffs medewerking.
Zaakwaarnemer Cor Coster vroeg voor de
toestemming foto's van schoonzoon af te
drukken vijftigduizend gulden.
Scheepmaker daarover: '...en misschien
ook voor verdere medewerking, een
interview bijvoorbeeld, maar dat oversteeg
het budget in zo hoge mate dat daar geen
sprake van kon zijn. En ikzelf vond het wel
zo rustig, dan kon ik mijn eigen gang gaan
zonder op mijn vingers getikt te worden,
want dat hoor je wel eens, dat Johan zich
graag met de mensen en dingen om hem
heen bemoeit. Ik wou toch een ander soort
boek schrijven dan Cruijffs levensverhaal,
laten we zeggen: mijn reflecties op allerlei
aspecten van de voetbalmens Johan Cruijff,
gerelateerd aan allerlei andere dingen des
levens, zoals daar zijn de literatuur, de
muziek, de medevoetballer, kortom: zo'n
soort boek dat je zonder Van Dale
nauwelijks begrijpen kunt.'
En een boek over de voetbalmens Johan
Cruijff is het geworden. Nico Scheepmaker
herkende onmiddellijk de ster in wording
tijdens de eerste thuiswedstrijd van Cruijff
voor Ajax en begon onmiddellijk met de
ontleding. 'Johan Cruyff komt er niet
alleen, hij is er al, alleen moet hij nog
volgroeien.' Hij is nog geen Piet Keizer,
Klaas Nuninga, hij moet nog leren 'groot
zijn'. Lenstra, Wilkes, Moulijn. 'Zij
bewegen zich ernaar.' Cruijff nog niet,
hij is rammager (dat is tot daar aan toe),
heeft een smal gezicht (wat moeilijk te
verhelpen lijkt), en zijn haar danst op zijn
hoofd als hij loopt, en dat maakt vanaf de
tribune een ietwat bouwvallige indruk.'
Mode
De liefde is geboren en zal niet meer
bekoelen. Scheepmaker wijdt zelfs een heel
hoofdstuk aan de mode. Welk tenue past
het best bij Cruijff? De verrassende
uitkomst: blauw shirt en blauwe broek, een
van de vele uit-creaties van Ajax. Als ras-
Amsterdammer kon Scheepmaker maar
niet wennen aan Cruijff in het
Feyenoordkatoen. 'Ajax: wit shirt met
middenvoor en middenachter een verticale
rode baan. Feyenoord: rechtsvoor en
rechtsachter rood, linksvoor en linksachter
wit, met alternerende mouwtjes. Het is
daardoor net of Johans hoofd scheef op
zijn romp geplaatst is.'
Het wemelt van dit soort verrassende
observaties, wat Scheepmakers oog voor
detail en zijn manier van kijken naar
iemand benadrukt. Zijn beeldende manier
van schrijven doet je vergeten dat er in het
boek geen foto's zijn opgenomen.
Bijvoorbeeld: iedereen kent het tweede
doelpunt dat Cruijff maakte in de Europa
cupfinale van 1972 tegen Inter Milaan. Uit
een voorzet zie je een kluitje voetballers
omhoog springen. De bal verdwijnt in het
doel. Cruijff blijkt de bal in het doel te
hebben gekopt. Hoe is het mogelijk, vraag
je je af. Scheepmaker beschrijft het
doelpunt beeldje voor beeldje en besluit in
zijn typerende stijl. 'Johan Cruijff, de ogen
strak op de wegvliegende bal gericht, de
haren omhoogwapperend, de mond iets
open, stijgt een meter boven alle anderen
uit, alsof hij door God of anders wel door
Koning Voetbal een halve seconde lang
tussen Duim Wijsvinger is
vastgehouden, om wat gemakkelijker door
het cameraoog te worden vereeuwigd. Het
lijkt wel of hij de bal al gekopt heeft terwijl
hij zich nog in stijgende lijn bevond, want
hoe kan hij anders een meter uitstijgen
boven de dalende anderen? Om twee
redenen moet hij zijn opgestegen, tussen
die anderen in. Ten eerste om halverwege
de stijging de bal in te koppen, en ten
tweede om zich aan het eind van zijn
stijging beter te kunnen laten fotograferen.'
Een doelpunt van Cruijff is nooit gewoon.
De oplettende mens zal zijn opgevallen dat
Scheepmaker, toen hij kennismaakte met
J.C., zijn naam spelde met een ypsilon,
terwijl hij later overgaat op de lange ij en
dat trouw blijft. In hoofdstuk vijf de
onthulling waarom men Cruijff dient te
schrijven en niet Cruyff.
Bronnen
De analyse is een ander sterk punt van
Scheepmaker. Hij beschrijft precies hoe
Cruijff een man passeert volgens het dreig-
aarzel-principe, dat weer is te combineren
met de Cruijff-uitspraak 'als ze bij mij
normaal timen, zijn ze altijd net iets te
laat'. Scheepmaker legt uit aan de
verontwaardigde Ajacied dat het niet
uitmaakt dat hij deze Cruijff-beweging
haarfijn uit de doeken doet, omdat op
Cruijff geen peil valt te trekken, of zoals de
Meester het eens zei: 'Ik weet niet precies
wat ik doe, het gebeurt instinctief.'
Verder voert Scheepmaker Cruijff-I,
Cruijff-II en Cruijff-III op, die toch allen
Johan Cruijff zijn, beschrijft hij zijn
dwanghandelingen en geeft hij zijn lijstje
van de Vijf Gulden Handelingen van
Cruijff. Scheepmaker is het hele boek door
het meest gecharmeerd van Gulden
Handeling II; de effectschop met
buitenkant rechts. 'Johan is op links langs
zijn tegenstander gegleden, hij ligt voor op
de man, en in plaats van de bal met zijn
linkervoet voor het doel te trekken, "spit"
hij hem als het ware met de buitenkant van
zijn rechtervoet, de bal al lopend (bedenk
dat wel!) linksonder van het hart rakend,
zodanig voor het doel dat bijvoorbeeld de
terugkomende ausputzer hem tussen
zichzelf en het doel ziet langsvliegen,
terwijl de uitlopende keeper hem helaas
AIAX MAGAZINE JUNI 1997
229