De twee rivalen:
Gianni Rivera (links)
en Sandro Mazzola.
liet de tovenaars soms beiden een helft
spelen - en besliste ook die strijd in zijn
voordeel. Van niet-winnen kan vanavond
dus geen enkele sprake zijn.
Het nummer
Ajax heeft trouwens niet eens een nummer
10, omdat die Cruijff zo nodig met
nummer 14 op z'n rug in de basis wil
lopen. Uitslover. Hij zal dat kereltje
vanavond eens even laten zien wat het
dragen van het nummer 10 betekent. Dat
je met zo'n heilig nummer de leider van de
ploeg bent en de wedstrijd naar je hand
kunt zetten. Dat je de verantwoordelijk
heid op je schouders neemt. Dat het een
roeping is die je met het nummer 14 op je
shirt, het nummer van een reservespeler,
nooit zult kunnen vervullen. En dat Cruijff
enkele maanden terug tot Europees
voetballer van het jaar is gekroond, ach,
dat soort verkiezingen lapt hij aan zijn
schoen. En heus niet omdat hij zelf tweede
werd, en Gianni Rivera het jaar ervoor de
titel won.
Het gezanik
Het heeft de eerste helft overigens niet zo
gesmeerd gelopen als hij had gedacht. Ajax
is in die vijfenveertig minuten vaker aan de
bal geweest, heeft de meeste persoonlijke
duels gewonnen en was soms nog
gevaarlijk ook. Gelukkig is het 0-0
gebleven, maar hij heeft wel eens betere
wedstrijden gespeeld. Geen moment heeft
hij de ruimte gekregen om een splijtende
pass te verzenden of met een solo de hele
Amsterdamse verdediging in de knoop te
spelen. Die verdomde Neeskens belette
hem het voetballen steeds, en als hij dan
eens een duel won, stond die enge Suurbier
of die vervelende Swart weer in de weg.
Nee, dat moet de tweede helft anders. Niet
omdat hij bang is niet te winnen, maak je
maar geen zorgen, dat gebeurt echt wel.
Maar omdat hij anders tot in lengte van
jaren dat gezanik van Rivera over zich heen
krijgt. Die heeft namelijk, eerlijk is eerlijk,
een kleine voorsprong op hem: in 1969
versloeg AC Milan, met Rivera als absolute
uitblinker, in de Europa-Cup-I-fïnale
ditzelfde Ajax met speels gemak. Werd het
toen, niet eens geflatteerd, 4-1, driemaal
Prati, eenmaal Sormani, vanavond gaat het
alsnog in de tweede helft 6-0 worden,
zesmaal Mazzola. Waarmee de laatste plooi
gladgestreken is, en er nooit, nooit meer
twijfel zal zijn over wie zich de grootste
nummer 10 uit de Italiaanse
voetbalgeschiedenis mag noemen.
Het duveltje
Als al in de derde minuut van de tweede
helft mandekker Burgnich en doelman
Bordon tegen elkaar oplopen, Cruijff de
bal bedaard in het verlaten doel schuift en
het scorebord aangeeft dat het toch echt
1-0 voor Ajax is, krabt Mazzola zich achter
de oren. Dit was niet de bedoeling, hiervan
stond niets in de gebruiksaanwijzing, dit
vraagt om een reactie. En dus staat het
enkele minuten later alweer gelijk. Met een
serie onmogelijke bewegingen speelt 's
werelds beste nummer 10 zich vrij, stoomt
op in de richting van het Ajax-doel en geeft
de man aan het scorebord het teken om
ook onder Inter het getal 1 op te hangen.
Maar dan, als een nogal zwaar uitgevallen
duveltje uit een tamelijk stevig doosje, is
daar een zekere Heinz Stuy, die zich met
gevaar voor eigen leven voor de voeten van
Mazzola werpt en aldus de gelijkmaker
verijdelt. Een tegenvaller.
Het huzarenstuk
Al een tijdje vliegt schuin boven het
stadion een NOS-helicopter. Deze ijzeren
AJAX MAGAZINE JUNI 1997
209