niveau niet aankan. Dat zijn momenten
waarop je kwaad en verdrietig wordt. Je
weet voor jezelf dat je niet alles hebt
kunnen geven. Verder dan zeventig
procent ben je niet gekomen. Dan denk je:
jullie moesten eens weten. Maar je houdt je
mond en hoopt op een wonderbaarlijk snel
herstel. Vandaar dat de constatering in de
winterstop dat de botten nog niet goed op
elkaar zaten, voornamelijk opluchting
bracht. Nu kan ik oprecht zeggen dat ik
helemaal fit ben. Wedstrijdritme is weer
wat anders, maar dat komt vanzelf wel. Als
ik nu niet goed speel, kan ik dat been niet
als schuldige aanwijzen. Ik ben er ook van
overtuigd dat het uiteindelijk helemaal
goed gaat komen. Die pen zit er nog altijd
in, dus helemaal voorbij is het nog niet,
maar ik voel me nu gelukkig zo goed dat ik
alleen maar aan het voetbal hoef te denken.
Ik hoop vurig dat de mensen over drie jaar
niet kunnen zeggen als ik ergens in de
marge hobbel: "Oh ja, dat is die Reuser.
Die heeft het niet gehaald door dat been."
Dat nooit.'
Negatief
De zorgen om het fysiek zijn nog niet
geheel achter de rug. Maar Reuser heeft er
nu volop vertrouwen in. Op zich is dat
opmerkelijk, want hoe vrolijk ook, een
geboren optimist is Martijn Reuser nooit
geweest.
Reuser: 'Ze kunnen me niet verwijten een
positivo te zijn. Ik ben heel erg negatief
ingesteld. Vandaar dat ik tijdens die
blessure ook regelmatig zeker wist dat het
nooit meer goed zou komen. Ik richt me
altijd op datgene wat niet klopt. Ik ben
nooit ergens echt enthousiast over. Het
heeft het voordeel dat ik overal goed over
nadenk en dat ik dingen weet te
relativeren. Maar echt aangenaam
gezelschap ben ik niet. Vraag het maar aan
mijn vriendin. Zij wordt af en toe helemaal
gek van mijn gekanker op alles. Als we naar
de film gaan en iedereen vond het een
mooie film, zit ik te klagen over die vent
die drie rijen voor ons de hele tijd met zijn
popcorn zat te knisperen. Of we zijn
heerlijk uit eten geweest en we lopen
daarna gearmd de deur uit. "Lekker was
het, hè?!" zegt mijn vriendin dan. En dan
kan ik alleen maar zeggen dat ik die ober
wel heel erg lelijk vond. Ik heb ook altijd
het idee dat mensen slecht over me
denken. Dat neemt af en toe echt ziekelijke
vormen aan. Het zit in de familie. Mijn
vader gaat nog wel, maar mijn moeder en
mijn zus zijn precies hetzelfde. Klagen,
kankeren en zeuren, daar komt de familie
Reuser aan.'
AJAX MAGAZINE APRIL 1997