Rolf Grootenboer en Jany van der Veen
halen herinneringen op aan een jeugdvriend
en voormalige pupil
Johan Cruijff
door Jeroen van den Berg
niets te leren'
ik zag toen al dat hij een heel grote
voetballer was. Of, zou worden. Door het
voetballen is onze band ontstaan. Ik kon
ook wel een beetje voetballen, maar dat hij
de beste was, wist iedereen toen al. (Van
der Veen knikt instemmend.) We
voetbalden altijd wanneer we niet op
school hoefden te zijn. Of in de speeltuin,
of aan de andere kant van de Middenweg
bij Ajax. We raffelden 's middags ons
huiswerk af om 's avonds bij het hek te
kunnen staan, waar het eerste trainde. Als
de bal een keer over het hek vloog,
brachten we hem persoonlijk terug, want
we wilden heel graag op dat veld zijn. Dat
was ons doel. Zo leerden ze ons, en Johan
in het bijzonder, al snel kennen. Iedereen
moest in die tijd een proefwedstrijd spelen
om bij Ajax te mogen voetballen, maar
Johan niet. Bij hem lag op 25 april 1957
ongevraagd een telegram thuis dat hij
aangenomen was als lid van Ajax.'
Van der Veen: 'Toen Johan op 10-jarige
leeftijd lid werd van Ajax, zag iedereen met
voetbalverstand dat deze jongen kon
voetballen. Je hoefde hem niets te leren, hij
had het gewoon. Een geboren voetballer. Ik
herinner me nog goed dat ik hem op
13-jarige leeftijd in Ajax 6, dat nog geen
enkele wedstrijd had gewonnen, liet
invallen omdat ze een mannetje te kort
kwamen. Het was tegen Energia. Johan
scoorde drie keer en was min of meer in
zijn eentje verantwoordelijk voor de zege.
Later werd ik door het bestuur ter
verantwoording geroepen omdat zij het
niet goed vonden dat een aspirant
meevoetbalde met de senioren. Ik legde uit
dat ik het van Ajax-zijde, toch een grote
club, een schande vond als een team met
tien man speelt. Ik moest Johan dus wel
vragen, want verder was er niemand
beschikbaar op dat moment. Toen het
bestuur deze uitleg had gehoord en ook via
anderen over Johans goede spel op de
hoogte was gebracht, trokken ze hun klacht
tegen mij weer in.'
Grootenboer en Cruijff spraken niet alleen
over voetbal. Ze knikkerden samen, tolden
samen en gingen rond de jaarwisseling op
kerstbomenjacht. Het gebeurde allemaal in
Betondorp. Ontdekte Van der Veen zijn
talenten in die tijd in de wijk zelf? Ging hij
in de plaatselijke speeltuin op zoek naar
toekomstig materiaal voor Ajax?
Van der Veen: 'Johan was geen talent, hij
was een genie. Bij mij op de
Duivendrechtsekade was een grasveld,
waar Johan en zijn vriendjes regelmatig
voetbalden. Het was mijn vader die op een
zeker moment bij mij kwam om te
vertellen dat er een klein jongetje
tussenliep dat wel erg goed voetbalde. Mijn
vader had echt geen verstand van
voetballen, maar dat had hij toch goed
gezien. Ik zag al snel in dat het een kei voor
Ajax zou kunnen worden.'
Grootenboer: 'Hij had als voetballer altijd
iets aparts, in zijn jonge jaren ook al. Hij
was alleen verschrikkelijk mager.'
Van der Veen: 'Ja, dat was hij zeker. Ik
weet nog dat zijn toenmalige trainer
Spurgeon in de buurt weieens bruine
bonen voor Johan kwam halen omdat hij
hem te dun vond. Johan moest van
Spurgeon meer eten om aan te sterken.'
Grootenboer: 'Met Johan in de ploeg ging
het altijd goed. We hadden in die tijd
prachtige elftallen en werden praktisch elk
jaar kampioen. Meneer Van der Veen weet
dat ook nog wel. (Van der Veen knikt
AJAX MAGAZINE APRIL 1997
187