Vergeven
Column
'Cruijffie, Cruijffie, neem 'm op je kuiffïe, neem 'm op je sloffie en
kogel 'm erin,' zong het in mijn hoofd. Ik slingerde mij op mijn
fiets. Naar Ajax, naar de training van het elftal dat voor de elfde
keer kampioen van Nederland was geworden en in de Europa Cup
ging spelen. Naar Ajax, dat betekende langs de dijkweg richting
Surinameplein. Dan over de Sluis naar de Overtoom. Dat was een
heerlijk fietsparcours. Veel verkeer, rode stoplichten die je
minachtte, geparkeerde vrachtauto's die je ontweek, fietsers die je
passeerde. Accelereren, abrupt stoppen, opnieuw accelereren. Ik
was de Cruijffie van de Overtoom, op de fiets.
Tussen mijn handpalm en het stuur klemde ik een tijdschrift. Dat
maakte het sturen moeilijker en dus het racen mooier. Het was een
voetbaltijdschrift, een Engels voetbaltijdschrift van november
1967. Football Monthly. Dat had ik een week eerder gekocht in de
Ako-boekwinkel in de Leidsestraat. Een duur blad, tweevijfen
negentig. Bij het doorbladeren was ik een artikeltje over Johann
(dubbel n) Cruyf (i-grec, één f) tegengekomen. Dus moest ik het
kopen. Een artikel in een Engels blad over mijn idool!
door David Endt
Het artikel besloeg maar een bladzijde en de foto van de
voetballende Cruijff was in zwart-wit maar voor mij was deze
Football Monthly een trofee. Cruijffie, onze Cruijffie in een
buitenlands blad.
Het Leidsebosje, de Stadhouderskade. Een lang stuk, met stukken
asfalt maar ook met klinkers. En gevaarlijker kruisingen dan op de
Overtoom. Ongemerkt klemde ik het blad steviger tegen het stuur.
Dit was langeafstandswerk, het saaiste stuk naar Amsterdam Oost.
Blik op oneindig, gedachten op nul. Nee, gedachten op nummer 9,
het nummer dat Cruijffie droeg. Een paar jaar eerder had ik hem
voor het eerst gezien. Tommie Metz, die bij mij op school zat, had
mij op een zaterdagmiddag meegenomen naar een wedstrijd van
het B-elftal van Ajax, de Betaalde jeugd. Om ene johan Cruijff te
zien voetballen. Dat was zijn vriend, zei Tommie. Althans, voor
Tom met zijn ouders naar Amsterdam west was verhuisd, woonde
hij in Betondorp en daar voetbalde hij met de oudere jongens. Een
daarvan was Johan, die nu in de Betaalde Jeugd van Ajax speelde.
Tommie had het over een fantastische speler, verschrikkelijk goed.
Nieuwsgierig was ik met hem meegegaan en ik zag hem schitteren.
Hij passeerde tegenstanders alsof ze er niet stonden.
Hartslagversnellende demarrages, venijnige schoten uit zijn dunne
benen waaronder klompachtige kicksen hingen. Zo godvergeten
mooi. Na de wedstrijd wachtten we boven aan de trap die van de
catacomben naar de tribune leidde op Tommies vriend. Mager,
Foto: Jan Mud
smal bekkie, natte plakharen. Een ventje. Met twee treden tegelijk
kwam de vriend van Tommie omhoog. 'Hé, Johan,' zei Tom
dapper. Cruijff keek op. Ik zag dat hij een beetje loensde. 'Hé,' zei
hij terug. Een korter hé dan Tommies. Hij beende door naar het
Ajax-restaurant. Ik bewonderde Tommie.
Niet lang daarna stond Cruijff in het eerste en accelereerde en
schoot en demarreerde zijn talent over de Eredivisie. Ik kon nu
ook trots zijn op mijzelf. Want ik had Cruijffie gezien voordat hij
bekend was, een soort ontdekker was ik. Ik vereerde Johan Cruijff,
plakte plakboeken vol, met foto's van Cruijffie.
De Mauritskade leek omlaag te lopen, lekker snel ging het naar de
mooie ronding om het Tropenmuseum. Linnaeusstraat en dan,
over de brug, dook ik de Middenweg in. Langs de Bio, de bioscoop,
langs Frankendael. De kruising Kruislaan met de klok waarop je
kon zien hoe snel je van West naar Oost was gefietst. Daar lag de
Meer. De training was al begonnen. Meneer Michels, Klaas
Nuninga, Piet Keizer, Sjakie. En Cruijffie. Na de training wachtte
ik net als de andere jongens op de spelers. Ik wachtte op Cruijffie,
ik wilde een handtekening op de foto bij het Football Monthly-
artikel. Daar was Johan! Ik duwde hem het opengeslagen
voetbalblad in handen. Geroutineerd zette hij zijn krabbel. Hij was
al onderweg het tijdschrift terug te geven toen hij zag dat het een
Engels blad was. 'Hoe kom je aan dat blad?' Cruijff praatte. Hij
sprak, tegen mij. Tegen mij! Hij vroeg of hij het even mocht lenen.
Cruijffie die van mij iets wilde lenen! Hij maakte van mij een held.
Ik had een afspraak met Johan Cruijff, hij was zowat een vriend. Ik
stond op bijna gelijke hoogte als Tommie Metz. Morgen zou hij
het weer meenemen. De volgende dag was hij vergeten mijn
Football Monthly mee te nemen. Morgen had hij het bij zich. Niks
erg, hij verlengde er onze vriendschap mee. Ik kon het er op school
over hebben: Johan heeft een blad van mij geleend. Maar na een
week werd het vragen een soort bedelen. Morgen. Cruijff vond het
vervelend. Ik ook. En ik liet het zo, teleurgesteld, want het was
mijn blad. Ik vertelde het niemand, maar voor mij was de
vriendschap over.
Dertig jaar later. Kampioenschappen, WK-finales, tienduizend
gepasseerde tegenstanders, dertigduizend voorzetten met
buitenkant rechts en miljoenen woorden orakeltaal later.
Ontelbare duizelingwekkende demarrages, vijfhonderdtwee-
enveertig juichsprongen, honderden fikkies in Bals' buik later. Hij
was twintig, ik was dertien. Vandaag vergeef ik hem.
AJAX MAGAZINE APRIL1997